Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Elsevier (lodewijk, III)

betekenis & definitie

Elsevier (Lodewijk, III), in 1604 geboren te Utrecht, overl. in 1670 te ’s-Graveland, zoon van den Utrechtschen boekverkooper Joost E., kwam bij zijne ooms te Leiden in de leer, reisde later voor het Leidsche huis in het buitenland en vestigde zich in 1638 op zeer bescheiden voet als uitgever en debitant aan het Water (Damrak) te Amsterdam. Hij volgde als uitgever aanvankelijk meer de algemeene Nederl. vrijzinnige lijn, in tegenstelling met zijne Leidsche verwanten, die de internationale wetenschap bij voorkeur behartigden, ofschoon zijne firma later weer meer in de laatste richting ging werken. Zijne ondernemingen hadden dermate succes, dat hij omstreeks 1649 zelf eene drukkerij kon inrichten. In 1655 associeerde hij zich met zijnen, uit de Leidsche vennootschap getreden, neef Daniël.

Na negen jaren liet hij de leiding der zaken geheel aan dezen over en ging op een buitenplaats te ’s-Graveland wonen. Daniël was toen (1664) 38 jaar en ontplooide sindsdien een groote werkkracht, maar toonde zich tevens een onhandelbaar en eerzuchtig persoon, wiens levenswandel evenmin onberispelijk was. Hij dreef de zaken op groote schaal. Van 350 werken in 1661 steeg de voorraad van zijn assortiment tot 20.000 in 1674.Bij zijne intrede in de firma bedroeg hetaantal door L. uitgegeven werken 220, dat in 1664 tot 470, tijdens D.’s alleen-werkzaamheidtot 730 titels vermeerderde. Daarbij waren kloek uitgevoerde werken der beste auteurs van alle landen, terwijl de uitgave der klassieke duodecimo’s, het handige formaat, waarmede het Leidsche huis zijn wereldnaam voor een aanzienlijk deel had gevestigd, op gelijksoortige wijze werd voortgezet. Na het overlijden van Chr. van Dijck kocht D. in 1673 diens verloopen lettergieterij aan, met welk materiaal hij evenwel door onbekendheid weinig heeft kunnen uitrichten. Nog andere onvoorzichtigheden ondermijnden allengs den financiëelen grondslag der firma, en toen D. in 1681 onverwacht op 54-j. leeftijd kwam te overlijden, bleken de zaken in de war te zijn.

De nalatenschap, waarbij nagenoeg alle familieleden geïnteresseerd bleken te wezen, werd onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Zijne weduwe stierf een half jaar later, zoodat de voogden de zaken gingen afwikkelen. De lettergieterij werd in 1683 aan Jos. Athias verkocht;het fonds en het assortiment publiek geveild, welke resp. 120 en 100 duizend gulden opbrachten. De glorie der E.’s was voorbij. Zie: Enschedé, De E.’s en de beteekenis van hun uitgaven (Elseviers Maandschrift XXXVI, 1906).

< >