Elkana

betekenis & definitie

Elkana - (Hebr. „God schept”), naam v. verschill. Israëlieten in ’t Oude Test.; de bekendste is Samuel’s vader, uit Rama op ’t gebergte Efraim, die tot zijn vrouw Hanna zeide, toen deze bedroefd was over haar kinderloosheid: „Ben ik u niet beter dan tien zonen?” (1 Sam. 1). Hoewel E. (en dus ook Samuël) vlgs. de oudste traditie een Efraimiet was, wordt in 1 Kron. 6 : 19 vv. zijn geslacht van Levi afgeleid; want de Kroniekschrijver kon zich niet voorstellen, dat een niet-Leviet aan den tempel te Silo (zie ELI) werkzaam zou zijn geweest. Maar ook Davids zonen (uit den stam Juda) waren priesters — niet „prinsen” gelijk de Statenvertaling foutief vertaalt (2 Sam. 8 : 18).