Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eland

betekenis & definitie

Eland - Alces machlis, een zoogdier, behoorende tot de herten. Hij is een 2,9 M. lange, 1,9 M. hooge herkauwer, met een 10 c.M. langen staart; wordt omstreeks 500 K.G. zwaar, heeft een korten, krachtigen hals, grooten, langgestrekten, in een opgezetten snoet eindigenden kop, kleine oogen en groote ooren; de mannetjes hebben een gewei, dat uit een groote, driehoekige, platte, schoffelvormige, vingersgewijs vertakte kroon bestaat, die door korte, bij het afvallen van het gewei overblijvende uitsteeksels der voorhoofdsbeenderen (rozenstokken) gedragen wordt; de pooten zijn zeer hoog en krachtig, de hoeven smal en diepgespleten; de beharing is lang, dicht, roodbruin, aan de pooten grijs. De E.houdt zich op in moerassige wouden, leeft in kudden bijeen, voedt zich met boomschors, knoppen, bladen, jonge spruiten van graan, haver. enz. en is derhalve voor verschillende gewassen zeer schadelijk. Hij is een vlug en onvermoeibaar looper, beweegt zich gaarne te water, is veel minder schuw dan edelwild, keert zich gewond zijnde tegen den jager en weet zich ook met vrucht tegen den wolf te verdedigen.

De bronsttijd begint in de Oostzeelanden einde Aug. en duurt vier weken. Het wijfje brengt daarop in April of Mei twee jongen ter wereld, welke ongeveer tot den eerstvolgenden bronsttijd zoogen. In Europa komt de E. voor in de Baltische laagvlakten, in Littauen, Koer- en Lijfland, Zweden, Noorwegen en in enkele deelen van Groot-Rusland.In Azië wordt hij aangetroffen in alle groote wouden van het Noorden tot aan de rivier Amoer. In N.-Amerika leeft de E. in Canada, Alaska, Nieuw-Brunswijk en aan de Fundybaai, en wordt daar ijverig gejaagd, waarbij men hem gewoonlijk te water drijft en hem dan per boot vervolgt en afmaakt. Het vleesch van den E., in het bijzonder dat van jonge dieren, is smakelijk; de huid geeft een zacht, vast leer. De beenderen zijn vast en laten zich als ivoor bewerken.

Ook het gewei is voor verschillende technische doeleinden bruikbaar. De klauwen golden vroeger als heilmiddel tegen epilepsie. Het dier was voorheen, vooral tijdens het diluvium, over geheel Midden-Europa verbreid; Caesar vermeldt het in het Hercynische woud te hebben ontmoet; in de jaren tusschen 238 en 244 n. Chr. werden tien E. naar Rome gebracht en Aurelianus bezigde verscheidene voor zijn zegetocht. In de Middeleeuwen wordt het nog herhaaldelijk genoemd, ook in het Nibelungenlied, onder den naam elk. In Duitschland werden de laatste wilde elanden omstreeks het midden der 18de eeuw geveld; ook in de deelen van Europa, waar de eland heden nog wordt aangetroffen, wordt hij steeds zeldzamer. Zie plaat Herten II fig. 2.