Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Edelsteenen

betekenis & definitie

Edelsteenen, mineralen, welke om hun schoon uiterlijk als lijfsieraad gedragen worden en sedert de vroegste tijden, tot waarin de geschiedenis der menschheid teruggaat, gedragen werden. Terwijl zij tegenwoordig, ten minste in de landen met Westersche zeden, voornamelijk door de vrouwen gedragen worden, waren in vroeger tijd vooral de statiekleeding en -wapens der mannen met e. bezet; men denke slechts aan de borstplaat van den Israëlieschen hoogepriester. De grootste e. versieren ook thans nog de kronen en scepters van keizers en koningen of rusten in de kerkelijke schatkamers. Helderheid, hooge glans, fraaie kleur en kleurenspel zijn de eigenschappen, welke een mineraal als e. bruikbaar maken.

Hooge glans is een gevolg van een hoogen brekingsindex, kleurenspel kan ontstaan door groot verschil in brekingsindex voor licht van verschillende kleur (golflengte), of door onregelmatige breking in het inwendige, tengevolge van insluitsels. Het op de eerste wijze, door kleurschifting tengevolge van prismawerking, ontstane kleurenspel, zoowel als en dikwijls in verbinding met zeer hoogen glans, geeft aan de e. wat men noemt het vuur. Glans en kleurenspel komen eerst ten volle tot uitdrukking, nadat aan den steen een passende slijpvorm gegeven is en hij daarna gepolijst is. Steenen, welke niet een zekere hardheid bezitten, en niet ook chemisch weinig aantastbaar zijn, verliezen tengevolge van fijne krasjes, welke zij bij het dragen oploopen, spoedig hun glans en zijn daarom minder bruikbaar. Niet voor iedere toepassing behoeven, wat de hardheid betreft, dezelfde eischen gesteld te worden; broches bijv. hebben minder te lijden dan ringsteenen, vooral wanneer deze gedragen worden aan de rechterhand. In het algemeen behoort de hardheid grooter te zijn dan 7, de hardheid van kwarts, omdat fijn kwartspoeder een hoofdbestanddeel uitmaakt van al het stof en vuil, waarmee de steen bij het dragen telkens in aanraking komt. Zelden vindt men alle gunstige eigenschappen in de natuur in dezelfde mineraalsoort vereenigd. Slechts een gedeelte, in den regel een heel klein gedeelte van de gevonden exemplaren van zulk een mineraalsoort, bezitten dan nog de noodzakelijke helderheid en de gewenschte kleur; deze worden door het voorvoegsel edel dikwijls als afzonderlijke variëteit van de andere onderscheiden; zoo spreekt men van edelberyl, edelopaal, enz.

Wanneer andere eigenschappen zeer op den voorgrond treden, worden bij uitzondering mineraalvariëteiten als edelsteen gebruikt, welke aan een of zelfs meer der hoofdvereischten niet voldoen; zoo zijn edelopaal en turkoois noch hard genoeg, noch doorzichtig. De waarde van een mineraalsoort als e. wordt in het algemeen bepaald door de mate, waarin zij de bovengenoemde eigenschappen in zich vereenigt. Zij wordt echter ook beïnvloed door de meerdere of mindere zeldzaamheid; de reeds genoemde edelopaal en turkoois worden veel duurder betaald dan de hardere amethyst, waarvan betrekkelijk groote, fraai gekleurde en doorzichtige stukken vrij veelvuldig voorkomen en welke daarom door den rijke versmaad wordt. De algemeen als de schoonste geprezen e. diamant, robijn, saffier en smaragd behooren ook tevens tot de zeldzaamste. Behalve deze behooren nog een aantal minder zeldzame tot de ware e. of juweelen. Nog verder af dalende in de reeks volgen de zoog. halfedelsteenen, waarvan een aantal minder als lijfsieraad dan voor de vervaardiging van schoorsteengarnituren, cachets en dergelijke gebruikt worden. Van deze is de overgang naar de sierbouwsteenen weder een geleidelijke; de delfstoffen, welke uitsluitend voor het laatste doel gebruikt worden, zullen hier niet verder in aanmerking worden genomen, de halfedelgesteenen echter wel worden inbegrepen. — Door den hoogen prijs, welke voor e. betaald wordt, zijn de pogingen tot kunstmatige vervaardiging talrijk. Gelukt is deze nog slechts, maar dan ook volkomen, voor edelkorund, d. w. z. voor robijn en saffier; diamanten zijn wel kunstmatig verkregen maar alleen in uiterst kleine afmetingen en met zeer groote kosten.

Kunstmatige e. worden door de bijvoeging van het woord synthetische van de natuurlijke onderscheiden. Samengesmolten gruis en poeder, afgevallen bij de bewerking van natuurlijke e., wordt een enkele maal als geregenereerde e. in den handel gebracht. Vóór de synthese van robijn gelukt was, werd deze bewerking wel eens toegepast op robijn; de samengesmolten resten van barnsteen behooren tot deze categorie, wanneer men, in overeenstemming met het gebruik, dit fossiele hars tot de mineralen en e. rekent. Van geheel anderen aard zijn de zoog. imitaties, uiterlijke nabootsingen van de echte e. Terwijl de synthetische en geregenereerde e. uit dezelfde stof bestaan als de echte e. en dus ook dezelfde eigenschappen bezitten, verschillen de imitaties daarin geheel van de e., waar zij bij oppervlakkige beschouwing meer of minder op gelijken. Gewoonlijk bestaan zij uit gekleurd lood- of thalliumglas, waarbij de toevoeging van lood en thallium dient om de glans van het glas te verhoogen. Wanneer men den naam van echte e. op zulke glasimitaties toepast, behoort men er altijd het woord „onechte” aan toe te voegen; als dat verzuimd wordt, heeft men met een vervalsching te doen. Valsch zijn ook de natuurlijke steenen, welke wegens een zekere gelijkenis, meestal in kleur, onder den naam van duurdere aangeboden worden, althans voor zoover niet door nadere omschrijving de ware aard van den steen blijkt. De omschrijving, welke de e.-handel gebruikt ter aanduiding van zulke steenen, is vaak misleidend; geen oningewijde zal bijv. uit den naam rooktopaas begrijpen te doen te hebben met een variëteit van kwarts of in den balas-robijn, Fr. rubis balais, een spinel vermoeden.

Uit den tijd toen men nog geloofde, dat alleen onder de werking van de stralen van de tropische zon de steenen het vuur en de schittering konden krijgen, welke de goede e. kenmerken, dagteekent het gebruik van het woord Oostersche, Orientalisch, ter onderscheiding van de schoonste variëteiten van vele e.-soorten. Sedert uit koudere werelddeelen even schoone steenen aangevoerd worden, is het geheel een kwaliteitsaanduiding geworden. Om gedragen te kunnen worden moeten de e. gevat worden in metaal; de kleur daarvan beïnvloedt de schoonheid van den steen. Diamant zal men bij voorkeur in zilver of platina, robijn daarentegen in goud vatten. Slijpvormen, zooals briljanten, welke aan boven- en onderzijde den vorm hebben van een pyramide, vat men bij voorkeur à jour, open, d. w. z. daar waar zij het breedst zijn worden zij met kleine klauwen vastgezet, onder- en bovenzijde blijven vrij. Slijpvormen, welke aan één zijde plat zijn, zooals roosjes, worden dicht gevat, d. w. z. gezet in een daarvoor passende holte met vlakken bodem, waarop de vlakke onderzijde van den steen te rusten komt. Bij deze wijze van vatten heeft men gelegenheid om door het onderleggen van metaalfoelie van passende kleur de kleur van den steen schijnbaar te verbeteren; men kan ook door verschillende kunstgrepen gebreken onzichtbaar maken. Het is ook vooral bij de dicht gevatte steenen, dat gebruik wordt gemaakt van het zoog. doubleeren, een bewerking, welke bestaat in het aan elkaar plakken van een echten en een onechten steen, zoodanig dat beide samen den indruk maken van eén geheel echten steen.

Het geschiedt meestal met het oogmerk van bedrog. — Bij de herkenning van e. wordt gebruik gemaakt van dezelfde methoden als bij de herkenning van mineralen in het algemeen. Chemische onderzoekingsmethoden kunnen echter zelden worden toegepast, omdat de steen daarbij opgeofferd, althans beschadigd wordt. Ook met de bepaling van de hardheid moet men zeer voorzichtig zijn. De bepaling van het soortelijk gewicht is bij gevatte steenen bezwaarlijk, soms onuitvoerbaar. De bepaling van den brekingsindex met behulp van daarvoor geschikte kleine, eenvoudige refractometers is dikwijls ook aangevatte steenen nog mogelijk; bij open vatting kan men dikwijls ook onderzoeken op pleochroisme en isotropie en uit al deze waarnemingen tezamen met zekerheid zijn conclusie trekken.

Indien de waarnemingen onvoldoende zijn, moet men ter herkenning den steen losnemen. De juwelier en ervaren mineraloog kan in vele gevallen zonder nader onderzoek een e. op het uiterlijk herkennen. Vaststelling van de mineraalsoort is echter niet voldoende om de waarde van een e. te bepalen. Kleine verschillen in kleur en glans, aard en volmaaktheid van den slijpvorm en verder de aanwezigheid van gebreken, hoe gering ook, maken het taxeeren van een e. tot een werk, dat groote geoefendheid vereischt. De aanschaffing van een juweel blijft daarom steeds in hooge mate een zaak van vertrouwen tegenover den handelaar.De gebreken bestaan hoofdzakelijk in vreemde insluitsels en barstjes; naar de wijze waarop zij voorkomen onderscheidt de vakman zand,stof, wolken, greinen, glessen, enz.

De belangrijkste kleurlooze e. en half e. zijn: diamant, topaas en bergkristal; groenblauw of blauwgroen zijn: saffier, topaas en aquamarijn; blauw: saffier en spinel; violet: amethyst, robijn, spinel en almandien; rosé of lila: robijn, spinel, toermalijn en topaas; rood: robijn, spinel, almandien en granaat; roodbruin of bruinrood: zirkoon, hessoniet en barnsteen; rookkleurig of bruin: rookkwarts en toermalijn; oranje: hessoniet en hyacinth; geel: topaas, citrien en barnsteen; groen: smaragd, chrysoberyl, chrysoliet en toermalijn. Alle tot nu toe genoemde e. zijn doorzichtig; doorschijnend, niet doorzichtig en daarbij wit zijn: jadeïet,nefriet, chalcedoon en opaal; blauw: turkoois, lasuriet en kunstmatig gekleurde agaat en jaspis; groen: jadeïet, nefriet, prasem, chrysopraas, plasma, jaspis, amazoniet en malachiet; zwart: git en toermalijn; geel en bruin: karneool; rosé: rooskwarts. Een ster vertoonen soms saffier en almandien: een over den steen zich bewegenden lichtband: cymofaan, katoog, tijgeroog en maansteentjes; metaalachtig glanzende punten in het inwendige hebben aventurien en zonnesteentjes; een bont kleurenspel kenmerken edelopaal en labradoriet. Deze opsomming is verre van volledig; diamant, alleen vermeld onder de kleurlooze juweelen, komt ook geel, groen, rosé en rood voor; toermalijn, zirkoon en topaas ontmoet men eveneens in tal van andere kleurschakeeringen en hetzelfde geldt van nagenoeg alle opgegeven e. Bovendien worden tal van andere mineralen hij wijze van uitzondering als e. gebruikt. Nadere bijzonderheden betreffende samenstelling, eigenschappen en wijze van voorkomen zijn aangegeven onder de afzonderlijke mineralen. De plaat geeft van een aantal e. een gekleurde afbeelding.

Litteratuur: Bauer, Edelsteinkunde; Kunz, Gems and precious stones of N.-America.

Van zeer vroeg dagteekent het geloof in de bovennatuurlijke kracht van e. als talisman en tot bestrijding van ziekten. Elk van de twaalf stammen der Israëlieten zag zijn naam geschreven in een van de steenen in de borstplaat van den hoogepriester. Welke steenen deze plaat sierden, is niet meer met zekerheid uit te maken; misschien werd ook de eerste, die gedragen werd door Aaron, later door een andere vervangen met wijziging der steenen. Alles in aanmerking genomen is het meest waarschijnlijk, dat het voor de eerste borstplaat waren 1. roode jaspis, 2. lichtgroene serpentijn, 3. groene veldspaat, 4. almandien, 5. lazuursteen, 6. onyx, 7. bruine agaat, 8. bandagnaat, 9. amethyst, 10. gele jaspis, 11. malachiet en 12.groene jaspis of jadeïet. De teekens van den dierenriem en de maanden van het jaar kregen ieder hun eigen steen: Januari granaat, Februari amethyst, Maart jaspis en heliotroop, April saffier, Mei agaat, Juni smaragd, Juli onyx, Augustus karneool, September chrysoliet, October beryl, November topaas, December robijn, met de beteekenis, dat in iedere maand het dragen van den steen van de maand bijzonder aan te bevelen is of ook, dat de steen van de maand zijn goede werking vooral oefent op ieder, die in die maand geboren is. Zelfs de dagen van de week, de uren van den dag en de nacht, de apostels en vele vaste sterren hebben een eigen steen; een bepaalde beteekenis is toegeschreven aan het verschijnen van een der e.in droomen, er is een e.-taal zooals er een bloementaal is en de verschillende landen kregen hun steen. De genezende werking van e. berust heel zelden op chemische of mechanische werking, veel vaker bestaat er een kleurenverband; roode of roodgevlekte steenen zooals heliotroop, liefst onder den naam van bloedsteen, zouden bloedingen van iederen aard genezen; de groene smaragd heilzaam zijn voor de oogen; melkkleurige chalcedoon of albast de melkafscheiding bij zoogende vrouwen bevorderen, enz. — Litteratuur: Kunz, The curious lore of precious stones; Fühner, Lithotherapie.

BIJ DE PLAAT 1. Drie lichtgele, wijnkleurige, kort zuilvormige kristallen van topaas, tusschen en op slankere zuilen van kwarts, gegroeid op den wand van een holte in topaasrots van den Schneckenstein bij Gottesberg in de buurt van Auerbach, Saksen. Topaas van deze vindplaats werd vroeger duurbetaald; de prachtige steenen, welke nog bewaard worden in het Grime Gewölbe te Dresden, getuigen van de kwaliteit der toenmaals hier gevonden topazen. Sedert lang wordt de vindplaats niet meer bewerkt.

2. Een blauwachtige, bijna kleurlooze, zuil van topaas, vrijwel van boven gezien, gezeten in een pegmatietgang. Zulke kristallen komen in den Oeral voor zoowel bij Alabaschka, in de buurt van Mursinka, niet ver van Jekaterinenburg als bij Miask, Ilmengebergte, ten O. van Slatoust, in den zuidelijken Oeral. Beide vindplaatsen worden nog ontgonnen.
3. Een oranjekleurige topaaszuil op een afgebroken kristal van kwarts.
4. Amethyst is violetkleurige kwarts; veelal zijn de toppen der kristallen donkerder dan de ondereinden en gaan zij naar beneden zelfs, zooals dat de fig. aangeeft, in kleurloozen kwarts over. De geteekende groeiwijze, beneden compact en naar boven van goed ontwikkelde vrije kristaluiteinden voorzien, is voor amethyst de meest voorkomende. Op deze wijze bedekken groepen van amethyst de wanden van holten en spleten in het gesteente; een enkele maal zijn deze zoo groot, dat men spreekt van kristalkelders.
5. Een fraaie hexagonale zuil van de berylvariëteit smaragd te midden van calcietkristallen. Bij Muzo in Columbia, dat tegenwoordig de meeste en schoonste smaragden levert, komt de smaragd uitsluitend voor in kalkspaatgangen, welke kalksteenen en zwarte leien op de meest onregelmatige wijze doorsnijden.
6. Lazuursteen, lapis lazuli, is een der fraaiste blauwe steenen. Het is niet een mineraal met steeds gelijke samenstelling maar een aggregaat van tal van mineralen in verschillende verhouding. De blauwe kleur dankt het aan de daarin voorkomende mineralen der sodalietgroep: hauyn, sodaliet en lasuriet. Het laatste is de natuurlijke ultramarijn. Vroeger werd het gesteente als grondstof voor die verfstof gewonnen. Sedert men geleerd heeft die verfstof goedkooper kunstmatig te bereiden, dient de lazuursteen alleen als siersteen, voornamelijk voor pressepapier’s, kandelabers en dergelijke, bij uitzondering ook als decoratiesteen, o.a. bestaan de zuilen van de Izaäkkerk in St. Petersburg uit dit gesteente.
7. Een rhombendodekaëder met zwak gebogen vlakken van diamant, den koning aller edelsteenen, in zijn moedergesteente den kimberliet (blue groud der mijnwerkers) zooals hij gevonden wordt in Zuid-Afrika.
8. Turkoois is, evenals lazuursteen, een ondoorzichtige edelsteen; hoewel de steen ook niet zeer hard is, bij het dragen dus gemakkelijk beschadigd kan worden en bovendien gevoelig voor warmte en sterke belichting wordt hij bij fraaie hemelsblauwe kleur om den zachten, bescheiden glans zeer gewaardeerd. Groene variëteiten zijn minder gezocht.
9. Edelopaal met aanduiding van het kleurenspel, dat deze steen vertoont, liggende in het moedergesteente.
10. Chrysopraas is een, door een gering nikkelgehalte groen gekleurde, variëteit van chalcedoon of van hoornsteen. Hij is de duurstbetaalde der zoog. halfedelsteenen en wordt behalve als lijfsieraad gebruikt voor mozaiekwerk, schaaltjes en dergelijke galanterie-artikelen.
11. Almandien behoort tot de groep der granaten. In de figuur liggen een vijftal kristallen van dit mineraal, rhombendodekaëders, inchloiietschist, het gesteente, waarin zijveelvuldig voorkomen.
12. 13. Kristallen van de beide als edelsteengebruikte variëteiten van het mineraalkorund. De hexagonale, rhomboëdrische vorm dezer kristallen blijkt uit de figuren duidelijk. Schitterende kleur, rood voor robijn, blauw voor saffier, en hooge glans hebben deze beide variëteiten naast groote hardheid en onvergankelijkheid tot de meest gezochte en duurst betaalde gekleurde edelsteenen gemaakt.
14. Een oktaëdrisch kristal, de eenige kristalvorm, waarin dit mineraal voorkomt, van prachtig rood gekleurden, helderen spinel.
15. Hyacinth noemt men de heldere, oranje of roodgekleurde variëteiten van het mineraal zirkoon. Het geteekende kristal vertoont het tetragonale prisma in protostand in vereeniging met een bipyramide in deuterostand, een vlakkencombinatie, welke bij zirkoon veel voorkomt.
16. Een groep van fraai roodgekleurde granaatkristallen, welke door de vlakken van den rhombendodekaëder in vereeniging met die van den ikositetraëder begrensd worden.
17. 18. Twee voorbeelden van het als edelsteen gebruikte in tal van kleuren voorkomende mineraal toermalijn; 17. een tweetal dikzuilvormige, zwarte kristallen met drievlakkig pyramidalen kop van NewYork; 18. slankere zuilen met platte eindbegrenzing van den rooden lithiumtoermalijn, rubelliet, tezamen met kwarts in een pegmatietgang van den Oeral.
19. Een schijnbaar hexagonaal, rhombisch drielingkristal, van de variëteit alexandriet van het mineraal chrysoberyl. Deze variëteit heeft de eigenaardigheid bij kunstlicht rood te lijken, terwijl zij bij daglicht donkergroen is.
20. Een zuil van smaragd met gele orthoklaas- en grijze rookkwartskristallen in de holte van een pegmatietgang.
21. Heliotroop noemt men de, van roode ijzervlekken voorziene, donkergroene variëteit van dichten chalcedoon of van jaspis. Het is een halfedelsteen, welke behalve als ringsteen en broche gebruikt wordt voor de vervaardiging van sierschaaltjes, doosjes en dergelijke.