Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Domein

betekenis & definitie

Domein - Goederen, welke aan den staat behooren, in het bijzonder die, welke de staat exploiteert om daaruit inkomsten te trekken (private domeinen). Daarnaast spreekt men echter ook wel van publieke d. (Fr. domaines publiques) voor die goederen, welke bestemd zijn publieke diensten te bewijzen. Vooral in Frankrijk is de opvatting langen tijd heerschend geweest, dat bij deze domeinen van eigendomsrecht geen sprake kon zijn. Het recht, dat de staat ten opzichte van deze goederen doet gelden, wordt veelal als een soevereiniteitsrecht aangeduid.

Ons B. W. heeft echter in art. 679 uitdrukkelijk die opvatting verworpen, door ook voor die zaken door titel of bezit verkregen rechten van bijzondere personen te erkennen. De Fransche opvatting schijnt echter nog ten grondslag te liggen aan art. 230 Gem. wet, dat voorschrijft, dat aan de gemeente behoorende wegen, straten, enz. niet mogen worden vervreemd, bezwaard of verpand, dan nadat een raadsbesluit verklaard heeft, dat ze niet meer ter openbare dienst bestemd zijn. De d. worden verder naar hunnen aard onderscheiden in gewone en militaire. Vergel. hierover artt. 577—579 B. W. eeneren 580 en 581 anderzijds. Onder de d. nemen eene afzonderlijke plaats in de Kroondomeinen, welke wel eigendom van den staat zijn, maar welker inkomsten aan de kroon ten goede komen. — Met het oog op de schade, door het huis van Oranje in den Franschen tijd geleden, ten gevolge van verbeurdverklaringen, werd na het herstel onzer onafhankelijkheid getracht aan Willem I een althans gedeeltelijke vergoeding te verschaffen bij de regeling zijner inkomsten uit de staatskas. Bij die regeling werd aan den Koning het recht gegeven te eischen, dat hem tegen vermindering der civiele lijst met dat bedrag in vollen eigendom als patrimoniaal goed zouden worden overgegeven zooveel domeinen als een zuiver inkomen van 5 tonnen gouds opbrengen. — Toen eenige jaren later de Staten-Generaal niet mede wilden gaan met des Konings plannen, volgens welke een deel der d. door het inrichten van loterijen zouden worden dienstbaar gemaakt aan de schulddelging, maakte deze van genoemd recht gebruik. Bij de wet van 26 Aug. 1822, Stb. 40, had de overdracht aan den Koning plaats. De aldus verkregen d. werden door den Koning ingebracht in de door hem opgerichte Algemeene Nederl.

Maatschappij ter begunstiging van Volksvlijt te Brussel, eene groote credietinstelling, die tevens zou moeten dienen om tot delging onzer staatsschuld mede te werken. De ingebrachte goederen lagen gedeeltelijk in België, gedeeltelijk in Noord-Nederland. Bij de scheiding dier landen gingen de eerste voor den Koning verloren, de andere werden aan hem teruggegeven. Deze goederen behoorden hem dus nu weder in persoonlijk eigendom. Willem II droeg ze echter in eigendom over aan den staat in dier voege, dat ze als Kroondomein zouden gelden. Het beheer dezer d. werd geregeld bij de wet van 1 Mei 1863, Stb. 43. De gemiddelde opbrengst was onder de regeering van Willem III jaarlijks f 646.456. De opbrengst der gewone d. werd voor 1916 geraamd op f 1.360.000, die van het domein van Oorlog op f 140.000.

Meermalen is gestreden over de vraag, of de Staat zijn private d. moet behouden of ze moet verkoopen en de opbrengst tot schulddelging aanwenden. Deze vraag is niet eene van uitsluitend financieel beleid van het oogenblik. Ware dat zoo, men had eenvoudig de opbrengst van het domein met de rente der staatsschuld te vergelijken om een antwoord op de vraag te vinden. Meer en meer wint de overtuiging veld, dat de staat vooral zijne bosschen en woeste gronden niet lichtvaardig moet vervreemden, veeleer moet trachten zijn bezit van dien aard uit te breiden. Het behoud toch van bosschen en natuurschoon is een belang, dat bij particulieren niet steeds in veilige handen is.

Het ligt op den weg van den staat zich daarvoor desnoods financieele offers te getroosten, welke van den particulier niet kunnen worden verwacht. In dien gedachtengang is hier te lande een afzonderlijke tak van staatsdienst, het Staatsboschbeheer, ingesteld, ressorteerende onder het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. Zie voor de wenschelijkheid, dat de gemeenten de beschikking hebben over althans een deel der voor bebouwing geschikte gronden, onder GRONDBEDRIJF. — Voor gedingen betreffende inkomsten van tot het staatsdomein behoorende goederen is eene schriftelijke procesvoering voorgeschreven bij de Loi relative à la Régie des Domaines nationaux van 19 Aug. ‘12 Sept. 1791. In alle zaken, de staatsd. betreffende, moet het Openbaar Ministerie worden gehoord (art. 324 Rv.).