Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dispensatie

betekenis & definitie

Dispensatie - 1) (rechtsterm), ontheffing, vergunning voor een bijzonder geval af te wijken van een algemeenen regel. In het algemeen behoort het recht, d. te verleenen, aan het gezag, dat den regel heeft vastgesteld, tenzij een ander daarvoor is aangewezen. In een dergelijke aanwijzing wordt echter somtijds (ook door den Hoogen Raad) een ongeoorloofde delegatie van regelingsbevoegdheid gezien, hetgeen in het bijzonder is voorgekomen bij gemeente-verordeningen, welke een meer of minder uitgebreid dispensatierecht aan den burgemeester of aan B. en W. toekenden. Anderen echter zien in de uitoefening van het recht van dispensatie niet eene nieuwe regeling, maar veeleer uitvoering van de algemeene regeling, welke het dispensatierecht toekent. (Zoo ook de Hooge Raad bij arrest van 26 Juni 1916.) Voor wetten en algemeene maatregelen van bestuur geeft de Grw. eenige voorschriften.

Art. 69 zegt: Dispensatie van wetsbepalingen kan door den Koning slechts worden verleend met machtiging van de wet. De wet, welke deze machtiging verleent, noemt de bepalingen, waarover de bevoegdheid tot dispensatie zich uitstrekt. Dispensatie van bepalingen van algemeene maatregelen van bestuur is toegelaten, voor zoover de Koning zich de bevoegdheid daartoe bij den maatregel uitdrukkelijk heeft voorbehouden.

2) in de R. K. kerk de door de wettige kerkelijke overheid voor een bepaald geval toegestane vrijstelling van de verplichting van een wet. Van het privilege onderscheidt de d. zich daardoor, dat bij ’t privilege de wet-zelf, bij de dispensatie slechts haar werking wordt opgeheven. Het d.-recht is een uitvloeisel van de wetgevende macht. De Paus dispenseert van alle kerkelijke wetten; met betrekking tot de goddelijke wetten kan hij slechts verklaren, dat een afzonderlijk geval niet onder de lex divina valt. In den regel oefent de Paus zijn d.-recht uit door zijn organen, de daarvoor aangewezen congregaties. Krachtens eigen macht kan de bisschop ontslaan van zijn eigen wetten en van die zijner voorgangers; van het algemeen recht slechts op grond van delegatie of in geval van nood. Volgens het Concilie van Trente (XXV, 18de Ret), moet een d. slechts gegeven worden, wanneer na nauwkeurig onderzoek in het geval een „dringende of billijke grond of het grooter nut” deze rechtvaardigt; de nieuwe Codex spreekt van een justa en nationabilis causa.

Een ongegronde d. is, indien zij door een lagere verleend is, zondig en nietig. De d. is gratis te verleenen, waarmee niet in tegenspraak is, dat bepaalde kanselarijgelden ten gunste van kerkelijke instellingen verlangd worden. De d. is gewoonlijk strikt te interpreteeren. De d. kan op verschillende manieren ophouden. Zie Codex juris Canonici (1918), vooral de Canones 80—86. — Het Prot. kent dergelijke d. niet, omdat de kerk de goddelijke geboden voor per se bindend houdt en de menschelijke niet bepaald door een kerkelijk oordeel worden voorgeschreven of opgeheven. Daar geldt meer de beslissing van het persoonlijke geweten, dan de uitspraak der kerk.