Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Diocletianus

betekenis & definitie

Diocletianus - (Gajus Aurelius Valerius), keizer van het Romeinsche rijk van 285—305. Naar zijne geboortestad Dioclea in Dalmatië heette hij eigenlijk Diodes, was van lage afkomst en klom van gewoon soldaat onder Probus op tot stadhouder van Moesië, totdat hij in 284 door het leger tot keizer uitgeroepen werd. Na zijne mededingers en tegenstanders overwonnen te hebben en na het bedwingen der Bagauden in Gallië, nam hij Maximianus als medehelper in de regeering aan en benoemde hem in 285 tot Augustus. Zoo gelukte het hem, door diens medewerking, de vijanden op de W.-grenzen van het rijk te overwinnen, terwijl hij zelf in het O. de Perzen tot den vrede noodzaakte.

Ook vereenigde hij Dacië weder met het rijk. Beide vorsten namen in 291 nog 2 mederegenten aan (Caesares), Constantius en Galerius, en verdeelden het rijk onder elkander, ofschoon Diocletianus de opperheerschappij aan zich hield. In 297 bedwong hij een opstand in Egypte en strafte de Egyptenaren streng, terwijl Galerius, na een eerst ongelukkigen veldtocht, in een tweeden de Perzen versloeg en hen tot een voor de Romeinen voordeeligen vrede noodzaakte. Tegelijkertijd legde Diocletianus ter beveiliging der Oostelijke provinciën vestingen aan. In 305 deed hij afstand van de regeering te Nicomedië, liet het bestuur verder aan zijne oude en twee nieuw benoemde mederegenten over en trok zich terug op zijn landgoed bij Salonae in Dalmatië, waar hij zich vooral met tuinbouw bezig hield; hij stierf in 313. Zoo zeer als zijne mederegenten hem, ook nog na zijn afstand van den troon, eerden, zoo weinig achtten hem de Christen-schrijvers, vooral ter oorzake der vervolgingen der Christenen, welke op aansporing van Galerius op zijn last hadden plaats gehad; ook de heidensche schrijvers berispten zijn Oostersche trots en pracht bij plechtige gelegenheden, en het volk beklaagde zich over den druk der belastingen, die onder zijn bestuur aanzienlijk werden opgevoerd.