Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dialekt

betekenis & definitie

Dialekt - tongval of streekspraak (Duitsch Mundart), de spreekwijze van een, in omvang beperkte, menschengemeenschap. Nadere definitie is misschien het best te geven door d. te stellen tegenover taal, als men deze opvat als de uiting van een volk, dat zich als natie voelt. Men kan spreken van de Nederlandsche taal, maar van het Twentsch dialekt. Opgemerkt dient te worden, dat in de practijk de begrippen taal en d. niet altijd scherp uit elkaar gehouden worden.

Ook moet men bedenken, dat het woord taal in algemeenen zin de naam is voor elke uiting in spraakklanken, van wat er bij een mensch omgaat. Kenmerk van een d. kan niet zijn, dat het alleen mondeling gebezigd wordt; d. wordt ook als schrijftaal gebruikt. Ook niet, dat het de uiting is van minder beschaafden (ten platten lande spreken ook beschaafden, die de gemeenlandsche taal kennen, de streekspraak, ’t zij onder elkaar, ’t zij in hun verkeer met minder beschaafden; vgl. ook het prediken in d.). Dialekten kunnen ontstaan, doordat veranderingen in de spreekwijze, bij enkele individuen begonnen, zich gaan voordoen bij een grooter aantal en regel worden; ook doordat een deel van een volkstam zich van de rest afscheidt, onder invloed van anders sprekenden komt en daardoor zijn eigen spreken wijzigt. Ten opzichte van de vragen, die zich bij ’t onderzoek naar het ontstaan der d. voordoen, bestaat echter nog groote onzekerheid. — Uit een d. kan een taal ontstaan, wanneer het de spreekwijze wordt van een geheele natie. Daar dit algemeen wordende d. dan voor de behoefte van een grootere gemeenschap van menschen, die oorspronkelijk verschillende dialekten spraken, moet dienen, zal het niet ongewijzigd blijven. Zoo komt de algemeene Nederl. spreektaal, die uit een Hollandsch dialekt is ontstaan, met geen der in Holland thans gesproken d. meer geheel overeen.

Maar ook: een aldus ontstane, algemeene spreektaal is volstrekt niet bij alle haar sprekende individuen volkomen gelijk; bij zeer velen is de tongval, dien zij oorspronkelijk spraken, nog te bemerken. —De grenzen, voor dialekten aangenomen, zijn dikwijls willekeurig. Er zijn geleidelijke overgangen. Dit maakt de studie der d. (toch van zooveel belang voor een juist inzicht in de levende taaluiting der menschen) zeer moeilijk. Naast de oudere methode van beschrijving van het d. van een zekere landstreek als een afzonderlijk geheel, is in den laatsten tijd ook een andere wijze van doen gevolgd: men gaat de afzonderlijke taalverschijnselen (klanken, buiging, syntaxis) van een aantal verwante dialekten na en geeft aan, over welke streken een bepaalde bijzonderheid zich uitstrekt. Volgens de eerste methode zijn de vele z. g. dialektgrammatica’s ontstaan; de resultaten der laatste worden meestal kartografisch in z.g. taalatlassen vastgelegd (zie ATLAS LINGUISTIQUE). Over de dialekten, die in de verschill. landen gesproken worden, zie de behandeling der taal in de artt. over die landen.