Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Diaken

betekenis & definitie

Diaken - (Gr. diakênos). Van het Gr. woord, dat dienaar, (dienares) beteekent, komt ook diakoon. Het heeft in het N. T. velerlei schakeeringen. Voor wat wij d. noemen, vindt men het Filp. 1:1,1 Tim. 3 : 8—13 en verder in de oud-chr. letterkunde te beginnen bij de apostolische vaders.

Doorgaans worden als eerste d. genoemd de zeven mannen, die Hand. 6 : 3 v. te Jeruzalem werden gekozen om de tafelen te dienen en de armenzorg uit te oefenen. Deze dragen echter nog niet den naam d., al kan men „de zeven” evengoed beschouwen als een officieelen term als „de twaalf” voor het college der apostelen. Als de term d. gebruikt wordt, omvat hij meer dan de armenzorg nl. de dienende liefde in allerlei vorm, waar maar ellende kan gelenigd worden. In de oude kerk vormen de d. de derde klasse van ambtdragers. Hun wijding is in de R.-K. kerk een sacrament. Daar is het begonnen 23ste levensjaar voor dit ambt vereischt. Over het celibaat, zie men aldaar. Hun taak breidt zich uit tot velerlei diensten, ook aan den bisschop bewezen in de uitwendige regeering van de kerk.

Thans beteekent deze vooral veel te Rome, waar ook sub-d. zijn. Buiten Rome is het alleen nog een overgang tot het priesterschap. In de Protestantsche kerken vormen de d. na de ouderlingen en den predikant den kerkeraad. In de Ned. Herv. kerk hebben zij alleen in kleinere plaatsen deel aan alle kerkeraadshandelingen. In plaatsen met drie of meer predikanten behooren ze alleen tot den algemeenen kerkeraad, terwijl in den bijzonderen slechts predikanten en ouderlingen zitting hebben. In enkele gemeentes draagt de voorzitter van het college der d. den naam archi-d. Hun plaats is in de kerken doorgaans in een bepaalde bank links van den preekstoel. Hun college heet Diakonie.

In den laatsten tijd wordt het werk der d. meer en meer georganiseerd en tot zaak van studie gemaakt door samenwerking en bijeenkomsten in verband met de Armenzorg. Voor eenige jaren werd van wege de Algemeene Synode der Ned. Herv. Kerk een algemeene diaconale conferentie gehouden, die veel voldoening gaf. Ook in de Geref.

Kerken wordt het belang der d. in het oog gehouden. De statistische gegevens der d. van de groote volkskerken bewijzen hoe groote sommen zonder reclame tot leniging van velerlei nooden door de kerken worden besteed. Vgl. J. Koelman, Het ambt en de plichten der ouderlingen en diakenen, (Rott. 1689); P. Biesterveld, J. v. Lonkhuizen; R.J.W. Rudolph, Het diakonaat (1907); H. Bouwman, Het ambt der D. (1907); J.B. de Beaufort, De houding der gemeente tegenover de D., Stemm. v. Waarh. en Vr. (1911, Juni); M. J. Beerling, Het werk der diakenen en wat zij willen, Mbl. kerkel. Armenzorg, 8 (1917).