Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Curateele

betekenis & definitie

Curateele - is in hoofdzaak geregeld in artt. 487—518 B. W. De meerderjarige, die zich in een gedurigen staat van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevindt, moet onder curateele worden gesteld, al is het dat hij bij tusschenpoozen het gebruik zijner verstandel. vermogens bezit. Ook uit hoofde van verkwisting kan een meerderjarige onder c. worden gesteld (art. 487).

De minderjarige, die zich in staat van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevindt, wordt niet onder c. gesteld, maar blijft onder het toezicht van vader, moeder of voogd (art. 518). C. wordt uitgesproken bij vonnis der arrondissementsrechtb. (artt. 490, 496), hetzij op verzoek van bloedverwanten of echtgenoot, hetzij op vordering van het openb. minist. (488, 489). Op grond van verkwisting kan zij alleen worden verzocht door de bloedverwanten in de rechte linie en door die in de zijlinie tot den 4en graad ingesloten, benevens door den echtgenoot.

Hij, die gevoelt door zwakheid van vermogens niet in staat te zijn om zijne eigene belangen behoorlijk waar te nemen, kan ook zelf vragen om onder c. te worden gesteld (art. 488). Het vonnis wordt niet uitgesproken, zonder dat de juistheid der gestelde feiten, desnoods door getuigenverhoor, voldoende is bewezen en zoowel partijen als bloed- en aanverwanten zijn geraadpleegd (artt. 492—496).

Zoo daartoe gronden zijn, benoemt de rechtbank tijdens dit onderzoek een provision. bewindvoerder om voor den persoon en de goederen van hem, wiens c. verzocht wordt, zorg te dragen (art. 495). De curateele vangt aan te werken, te rekenen van den dag, dat het vonnis is uitgesproken. Alle handelingen die daarna door den onder c. gestelde zijn verricht, zijn van rechtswege nietig (art. 600; zie ook artt. 1366, 1367 B. W.).

Nochtans behoudt hij, die op grond van verkwisting onder c. is gesteld, het vermogen om uiterste wilsbeschikkingen te maken (art. 500). De onder c. gestelde is wel aansprakelijk voor verbintenissen, voortvloeiende uit een begaan misdrijf, of uit een daad, die aan een ander schade heeft veroorzaakt (art. 1483 B. W.). Alleen de onder c. gestelde of diens rechtverkrijgenden, niet de wederpartij, kan zich op de nietigheid eener handeling op grond van c. beroepen.

Iedere rechtsvordering, gegrond op de nietigheid, moet, zoo de wet niet voor bijzondere gevallen een korteren termijn bepaalt, worden ingesteld binnen 5 jaren na den dag der opheffing van de c.

Bij wege van verdediging echter kan men zich ten allen tijde op de nietigheid beroepen (art. 1490 B. W.). Uitdrukkelijke of stilzwijgende bekrachtiging der verbintenis na opheffing der c. sluit een beroep op nietigheid uit (art. 1491 B. W.).

De nietigheid op grond van c. heeft ten gevolge, dat de zaak en de partijen moeten worden hersteld in den staat, waarin zij zich voor het aangaan der verbintenis bevonden (Lat.: restitutio in integrum), met dien verstande, dat al hetgeen aan den onder c. gestelde, ten gevolge der verbintenis, is uitgekeerd of betaald, slechts kan worden teruggevorderd, voor zooverre het nog onder hem berust, of voor zooverre mocht blijken, dat hij door het uitgekeerde of betaalde werkelijk is gebaat, of dat het genotene te zijnen nutte is aangewend of gestrekt heeft (art. 1487 B. W.).

Alle handelingen, welke mochten hebben plaats gehad vóór het verleenen der c., op grond van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij uitgesproken, kunnen worden vernietigd, indien de oorzaak der c. blijkbaar bestond, op het tijdstip, waarop die handelingen verricht zijn (art. 501).

Na iemands dood kunnen de door hem verrichte handelingen, de uiterste wilsbeschikkingen alleen uitgezonderd, op grond van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij, niet worden bestreden, dan ingeval de curateele vóór zijn overlijden mocht zijn verleend of verzocht, ten ware het bewijs der kwaal uit de bestredene handelingen zelve voortvloeide (art. 502).

Curateele van een der vennooten heeft de 'ontbinding der maatschap ten gevolge (art. 1683).

Ook lastgeving eindigt door curateele, zoowel door die van lasthebber als van lastgever (art. 1850). Zij die uit hoofde van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij (art. 164 Sv. spreekt van ziekelijke storing der verstandelijke vermogens) onder curateele staan, kunnen niet als getuigen worden toegelaten.

Zij kunnen slechts (op oogenblikken, dat zij het genot hunner verstandelijke vermogens bezitten) tot het geven van inlichtingen buiten eede worden gehoord (art. 1949 B. W., artt. 164, 396, 409 Sv.). — In het algemeen staat hij, die onder curateele is gesteld, wat rechtsbevoegdheid betreft, met een minderjarige gelijk (art. 506), zoodat hij niet meer bekwaam is zelf rechtens bindende handelingen te verrichten (zie boven). Zijn vertegenwoordiger, de curator, handelt voortaan voor hem.

Door diens daden, verricht binnen de grenzen zijner bevoegdheid en event. met inachtneming der voorgeschreven formaliteiten, wordt de onder curateele gestelde gebonden, als had hij ze zelf buiten curateele verricht, behoudens verhaal ,op den curator, indien daartoe gronden zijn (art. 1484).

De artt. 1759 en 1760 werken dit beginsel nog eens uit voor bewaargeving. De gelijkstelling van den curandus met een minderjarige vindt men ook terug in de artt. 2013 en 2024 B. W., volgens welke verjaring tegen beide categorieën van personen niet loopt, met uitzondering van enkele gevallen van korte verjaringstermijnen.

Door den kantonrechter worden een curator en een toeziende curator benoemd, op wie de meeste bepalingen omtrent voogden en voogdij toepasselijk zijn (artt. 503, 506; zie ook artt. 1195, 1216, 1259, 1722, 1889 B. W.). Door de benoeming van den curator houden de bemoeiingen van den ev. provisioneelen bewindvoerder op (art. 503). — Is de onder curateele gestelde gehuwd, dan wordt in het algemeen de echtgenoot, man of vrouw, tot curator benoemd (art. 505). — De inkomsten van hem, die, uit hoofde van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij, onder curateele is gesteld, moeten in het bijzonder besteed worden om diens lot te verzachten en zijne genezing te bevorderen (art. 508). — Wie uit hoofde van verkwisting onder curateele staat, kan, indien blijkt, dat zijn eigen veiligheid of de openbare zedelijkheid dit vordert, en dat hij door een buitensporig en slecht gedrag voor de samenleving gevaarlijk is, door de rechtbank in een verbeterhuis worden geplaatst(artt. 511—513).— Wanneer de oorzaken, die tot curateele aanleiding hebben gegeven, ophouden, wordt ze bij vonnis opgeheven (art. 516). Dit vonnis moet, evenals dat, waarbij curateele wordt ingesteld, openlijk worden bekend gemaakt (artt. 498, 517). — Zie voor den invloed van curateele en opheffing ervan, indien de curandus in het bezit was der ouderlijke macht, artt. 507, 387b en 411 B. W.

Curateele over personen, die tot een ander land behooren dan waar zij zich ophouden, is voor de verschillende landen geregeld bij het Haagsche verdrag (concernant l’interdiction et les mesures analogues) van 17 Juli 1905, goedgekeurd bij wet van 15 Juli 1907, Stb. 199, en in vertaling bekend gemaakt in Stb. 1912 no. 286, tot uitvoering waarvan verder is tot stand gekomen een wet van 1 Juli 1909, Stb. 228. — Nog zij opgemerkt, dat onder-curateelestelling voornamelijk zin heeft en niettegenstaande het algemeene voorschrift van art. 487 (zie boven) in den regel ook slechts plaats heeft bij personen met eenig vermogen. Daardoor staan de meeste krankzinnigen niet onder curateele.

Hun rechtstoestand wordt beheerscht door de wet tot regeling van het staatstoezicht op krankzinnigen van 27 April 1884, Stb. 96, laatstel. gew. 27 April 1912, Stb. 165. Art. 32 dier wet zegt: Ieder meerderjarige, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht is geplaatst, verliest het beheer over zijne goederen en over die van anderen, indien hem dit mocht zijn opgedragen. Op de verbintenissen door hem aangegaan is art. 1367 B. W. toepasselijk. Wat de artt. 501 en 502 B. W. betreft, staat hij gelijk met iemand, wiens curateele verzocht of verleend is.