Cortex (hernando) - Cortex of Cortes (Hernando of Fernando), Spaansch veroveraar, 1485-1547. Hij werd in 1487 te Medellin in het Z. O. van Estremadura geboren, studeerde te Salamanca in de rechten, doch zei de studie, uit lust tot avonturen, reeds na een paar jaren vaarwel. In 1504 ging hij naar den stadhouder Ovando op San Domingo in West-Indië. In 1511 nam hij deel aan de verovering van Cuba door Diego Velasquez.
Door zijne litteraire vorming werd hij secretaris van Velasquez en daarna alcalde van St. Jago, dus een der eerste beambten op ’t eiland Cuba. Nadat in 1518 de kust van Mexico ontdekt was, rustte Velasquez eene veroveringsexpeditie uit, aan wier hoofd hij C. plaatste. Toen echter alles voor het vertrek gereed was, gaf Velasquez, waarschijnlijk voorziende, dat C. alle eer en voordeel der onderneming voor zich zou trachten te behouden, tegenbevel, en gaf bovendien order, C. in verzekerde bewaring te stellen; deze bespoedigde echter de afreis en verliet 10 Febr. 1519 met 11 schepen en 6 a 700 krijgslieden de haven van Santiago de Cuba. Begin Maart bereikte hij de monden van de Tabasco en vermeesterde allereerst de stad van denzelfden naam; de artillerie, de ruiters en drijvende kasteelen vervulden de inboorlingen met schrik en verbazing en deden hen de Spanjaarden als bovenaardsche wezens beschouwen; van alle kanten werden gezanten met rijke geschenken naar hen afgezonden. C., die hier zijn Indiaansche begeleidster, donna Marina, aan zich verbond, die hem sinds in zijne gesprekken met de inboorlingen belangrijke diensten bewees, vernam weldra, dat de heerscher van dit land Montezuma heette, dat deze over een uitgestrekt gebied regeerde en dat dit rijk sinds drie eeuwen bestond, verder dat zijne rijkdommen onmetelijk waren en zijn macht absoluut. Dit alles deed C. besluiten de verovering van het land te ondernemen. Na in het gebied van een ontevreden vazal de stad Vera-Cruz te hebben gesticht, deed hij zich door zijne manschappen tot voorloopig kapitein-generaal der nieuwe kolonie kiezen en stelde onmiddellijk daarop een boodschap aan keizer Karel V op, waarin hij de rijkdommen van het te veroveren land met sterke kleuren schilderde en zijne plannen uiteenzette. 26 Juli 1519 ontdekte hij eene samenzwering onder de aanhangers van Velasquez in zijn leger; de aanleggers hiervan werden door hem met den dood gestraft, terwijl hij verder, om elke verstandhouding naar buiten onmogelijk te maken, en om zijn leger geen andere keuze te laten dan te overwinnen of te sterven, alle schepen liet vernietigen.
Daarop ving hij den 16 Aug. 1519 zijn tocht naar het binnenland aan, sloot verdragen met ontevreden vazallen van Montezuma, overwon Tlascala (23 Sept.), onderwierp ook de stad Cholula, en bereikte met een leger van 6000 inboorlingen en een handvol Spanjaarden het groote meer Texoco, waaraan de hoofd- en residentiestad van het rijk der Azteken, Mexico of Tenochtillan, lag (8 Nov.). C. werd door Montezuma met groot praalvertoon ontvangen, terwijl de bevolking hem voor een zoon van de zon hield en hem goddelijke eer bewees. Terwijl hij bezig was een krijgsplan ter verovering van het land vast te stellen, vernam hij, dat Montezuma een troepenmacht tegen Vera-Cruz had afgezonden, dat deze de bezetting had aangevallen en dat velen in den strijd gevallen waren, terwijl van een der gevallen Spanjaarden het hoofd was afgehouwen en naar de hoofdstad was gebracht, om den onderdanen van Montezuma het bewijs te leveren, dat de vreemdelingen niet, gelijk zij meenden, onsterfelijke wezens waren. Zich ten volle bewust van het hierin gelegen gevaar, besloot C. tot een stouten stap: met zijne officieren ten paleize van den vorst genoodigd, maakte hij zich van den persoon des keizers meester, eischte de uitlevering van de legerhoofden, die den aanslag op Vera-Cruz hadden geleid, deed deze voor de poorten van het keizerlijk paleis en in het openbaar levend verbranden, en dwong den in boeien geslagen keizer gedurende de executie, zich tot een vazal van Keizer Karel V te verklaren, waarop zijn gevangenschap tegen een hoogen losprijs eenigermate werd verlicht. Toen kreeg C. bericht van de nadering van een door den naijverigen Velasquez tegen hem uitgezonden legermacht, onder Narvaez. Een bezetting van 200 man in Mexico achterlatende, ging hij met het overige deel van zijne strijdkrachten Narvaez tegemoet, versloeg hem bij Zempoala, maakte hem krijgsgevangen en deelde de tegen hem uitgezonden Spaansche krijgslieden bij zijn eigen leger in. In de hoofdstad brak nu een opstand uit. Montezuma werd bij eene poging om zijne onderdanen toe te spreken, door dezen gedood (Juni 1520). Na een woedenden strijd in de stad ving C. in den nacht van 1 Juli (la noche triste) zijn zesdaagschen terugtocht langs den smallen meerdijk aan.
In de vlakte van Otumba stelde hij het overschot zijns legers weder op, leverde den enorm talrijken vijand slag (7 Juli 1520) en behaalde eene overwinning, die het lot van Mexico besliste. Zwaar gewond trok hij 8 Juli de hoofdstad van Tlascala binnen, bracht hier een inlandsch hulpleger op de been, versterkte zich verder met nieuwe, door de stadhouders van Cuba en Jamaica tegen hem uitgezonden, doch door hem krijgsgevangen gemaakte troepen, en ving 28 Dec. den tocht tot verovering van Mexico aan. De hoofdstad had zich intusschen onder leiding van den nieuwen vorst, Guatemotzin, in staat van verdediging gesteld, en eerst na eene woedende verdediging van meer dan een half jaar, vielen op 13 Aug. 1521 de laatste sterke punten, benevens de keizer en zijne hofhouding, in handen der Spanjaarden. Na den val der hoofdstad onderwierp C. dadelijk de overige deelen van het rijk. Karel V benoemde hem den 15 Oct. 1522 tot stadhouder van het nieuw veroverde rijk, Nieuw-Spanje genoemd, en schonk hem het Oaxacadal als markiezaat. In 1524 beval C. den wederopbouw der hoofdstad en begon met groot beleid een soort burgerlijk bestuur te organiseeren. In 1522 kwamen zijne boden aan den Grooten Oceaan. Vooral het zoeken naar een doorvaart heeft in zijn later leven een groote rol gespeeld.
In Zacatula werden 1523-24 schepen gebouwd tot onderzoek der Westelijke kusten. In 1523 (Dec.) brak Pedro de Alvarado van Mexico op en ging langs de Pacifische zijde door Guatemala tot San Salvador, dat in 1525 gesticht werd. C. zelf brak in Oct. 1524 met een leger op en trok langs de Oostzijde, van Vera-Cruz tot Honduras, waar hij 15 April 1525 aankwam. Toen C. van Montezuma een groote kustkaart van het rijk had verkregen, geloofden de Spaansche piloten in de nabijheid van den Coazacoalcos de zeeëngte te moeten zoeken; Toen de zeestraat niet werd gevonden, overwoog C. zelfs het graven van een kanaal door de landengte, om zoo Europa met OostAzië te verbinden. Verdacht van ambtsmisbruik en streven naar onafhankelijkheid, omringd door zwermen verraders, begaf hij zich in persoon naar Spanje, waar hij in Dec. 1527 te Palos landde. Wel werd hij door Karel V met de grootste onderscheiding ontvangen, werd hem het opperbevel over alle militaire zaken in Nieuw-Spanje gegeven, maar het burgerlijk bestuur kreeg hij niet terug. Ontstemd keerde hij in 1530 naar Mexico terug, om zich daar eenige jaren aan den landbouw te wijden.
Maar reeds in 1532 begon de zucht naar avonturen weer boven te komen. Hij liet scheepstochten doen langs de W.-kust, die weinig opleverden, evenmin als zijn eigen tocht naar Californië (1535-37). De door C. met eigen hand geteekende kaart van dit gebied is ons bewaard gebleven; zij is door J. Winsor gereproduceerd in zijn „History of America” II 443. Het is een van de uiterst zeldzame kaarten uit dien tijd, afkomstig van den ontdekker zelven. C.’s later leven heeft veel overeenkomst met dat van Columbus. Wegens een twist met den vice-koning Mendoza, die hem verdere ontdekkingsreizen op den Grooten Oceaan niet wenschte toe te staan, ging hij in 1540 ten tweeden male naar Spanje.
Thans werd hij door Karel V koel ontvangen. Toch nam hij in het volgende jaar deel aan den tocht tegen Algiers, maar de gunst des keizers kreeg hij er niet door terug. Zijn laatste dagen bracht hij in verlatenheid door, besloot zijn geboorteland te verlaten, doch stierf onderweg in het dorp Castilleja de la Cuesta nabij Sevilla, den 2 Dec. 1547. Hij liet een zoon na, die zich door een werk, getiteld: Breve compendio de la esfera y de la arte de navegar (Cadix 1555, Sevilla 1556), heeft bekend gemaakt. Van C. zelf zijn slechts een vijftal brieven, door hem aan Karel V gericht, bekend, alle over zijne veroveringen handelende. Alle vijf werden door Désiré Charnay woordelijk vertaald en in 1896 in het Fransch uitgegeven.