Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Concessie

betekenis & definitie

Concessie - 1) een gedeeltelijk toegeven, eene tegemoetkoming aan hetgeen een andersdenkende wenscht.

2) Vergunning der overheid voor den aanleg van werken ten behoeve van eenig bedrijf (rails voor spoor- of tramweg, buizen voor gasfabriek, enz.) in, op of over aan de overheid behoorende eigendommen. Zij wordt veelal verleend in den vorm eener overeenkomst tusschen overheid en concessionaris, waarbij in den regel voorwaarden worden gesteld in het belang van het publiek, meermalen ook van het bedrijfspersoneel. — Niettegenstaande dezen vorm wordt met het oog op artt. 150 en 151 Gem. w. eene dergelijke c., door eene gemeente verleend, door den Hoogen Raad opgevat als eene plaatsel. verordening (zoo bij arresten van 12 April 1912, W. v. h. R. 9370, en 20 Febr. 1914, W. v. h. R. 9772, Ned. Jur. 548), zoodat de daarvoor geldende bepalingen ook voor haar gelden.
3) Overheidsvergunning tot het uitoefenen van eenig bedrijf. Deze is bij het ook hier te lande geldend beginsel van bedrijfsvrijheid slechts vereischt in bijzondere bij de wet genoemde gevallen (zoo is voor oprichting eener circulatiebank — zie NEDERL. BANK — eene c. bij de wet noodig; vergel. ook de vergunningen — men spreekt hier minder van concessies — geëischt door Drankwet en Hinderwet). Toch wordt meermalen gesproken van eene c. tot het oprichten eener gasfabriek of tot het aanleggen van een tramweg, hoewel slechts vergunning, als onder 2) bedoeld, noodig is. Zoo wordt ook voor een spoorweg geregeld c. gevraagd, al schrijft de wet dit nergens voor. Wel zal medewerking der overheid haast altijd vereischt zijn, daar, nog afgezien van eene vergunning als onder 2) bedoeld, zelden een spoorweg zonder onteigening tot stand zal kunnen komen. Voor andere openb. middelen van vervoer dan spoorwegen, zegt art. 1 der wet van 23 Apr. 1880, Stb. 67 uitdrukkelijk, dat geen voorafgaande vergunning wordt gevorderd. Slechts voor aanleg en exploitatie van voor het openb. verkeer bestemde telegrafen en telefonen is krachtens art. 2 der Telegr. en Telefoonwet van 11 Jan. 1904, Stb. 7, concessie vereischt.