Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Censura

betekenis & definitie

Censura - beteekende bij de Romeinen zoowel de ambtsuitvoering van den censor, alsook de door de nota censoria uitgesproken openlijke berisping of strafvonnis van den censor; vandaar kreeg het woord de beteekenis van straf en werd in dezen zin oorspronkelijk ook in het Kerkelijk Recht gebruikt. Met verloop van tijd echter werd het begrip tot een bepaalde soort van kerkelijke straffen of tuchtmiddelen beperkt, nl. die welke een gedoopte, met het allereerste doel van verbetering, van ’t gebruik van geestelijke goederen, in foro exlerno en voor God, berooven. Door deze doelbestemming worden de C. (als poenae medicinales) onderscheiden van de vindicatieve straffen (poenae vindiialivae) en van de in foro interno opgelegde boeten, welke beide in de eerste plaats het karakter van vergelding en verzoening hebben. Sinds Paus Innocentius III gebruikt het kerkelijke recht het begrip C. voor 3 kerkelijke straffen: excommunicatie, interdict en suspensie (zie EXCOMMUNICATIE, INTERDICT, SUSPENSIE).

De C. zijn deels door de wet voor bepaalde misdrijven bepaald (C. a jure), deels door een kei kelijke overheidspersoon door middel van een algemeen of speciaal verbod (c. abhomine); zij kunnen door het misdrijf van zelf intreden zonder rechterlijk ingrijpen (C. latae sententiae), of ze zijn eerst na gerechtelijk onderzoek door een formeel rechtsvonnis uit te spreken. De Paus en de algemeene conciliën kunnen een C. uitspreken over de geheele Kerk en ieder lid van de Kerk; de overige dragers van jurisdictio ordinaria pro foro externo, zooals de bisschoppen (sede vacante de Kapittels of de Vicarissen-capitulaar), de oversten en kapittels van orden, over hun ondergeschikten. Voorwaarde voor het beloopen van een C. is het ontvangen van het H. Doopsel; in ’t algemeen de puberteit; een door uitwendige handelingen bekend gemaakte, in haar soort geheel voltooide zware zonde, kennis van het kerkelijk verbod en de straf; bovendien menigmaal verachting van de kerkelijke autoriteit (contumacia), welke laatste geconstateerd wordt door een drievouvige, of ten minste één dringende, vruchtelooze vermaning (monitio canonica). Een reeds ingetreden C. wordt slechts opgeheven door absolutie, bij C. ab homine door hem, die de C. gesteld heeft, zijn opvolger, zijn superior of gedelegeerde, bij C. a jure is te onderscheiden tusschen gereserveerde en niet-gereserveerde C. Van gereserveerde C. kan slechts hij absolveeren, die daartoe de macht heeft; van niet-gereserveerde kan niet slechts ieder, die jurisdictio in foro externo heeft, zijn onderdanen absolveeren, maar ook ieder pastoor en geapprobeerde biechtvader, en in articulo mortis zelfs iedere priester. In den loop der eeuwen werden de C. wel al te dikwijls aangewend, bijzonder waren ze opgeteekend in de Bul Coena Domini; het Concilie van Trente maande tot verstandig maathouden; de Bul Apostolicae Sedis (12 Oct. 1869) beperkt, omschrijft en regelt de C. latae sententiae.

Van bovengenoemde C. zijn onderscheiden de theologische C., d. i. kerkelijke oordeelen over de wijze van tegenspraak, waarin zekere stellingen of leeringen tot de leeringen der Kerk staan: weerspreekt een leer of stelling zeker een dogma van de Kerk, zoo wordt zij als ketterij (haeresis) aangeduid; weerspreekt zij naar den inhoud of de uitdrukking niet zeker een dogma of slechts een theologischkerkelijke conclusie uit een dogma, zoo krijgt zij een C. infra haeresim; de gebruikelijkste onder de tot omstreeks 20 aangegroeide C. zijn volgende: a. sententia haeresi proxima: zij weerspreekt een leer, die wel is waar niet zeker, maar zeer waarschijnlijk en volgens het algemeen daarvoor houden geloofsleer is; daarentegen nadert de sententia de haeresi suspecta of haeresim sapiens (olens) op zich zelf niet de haeresis, geeft echter grond tot de opvatting, dat zij gebaseerd is op min of meer haeretische beschouwingen; b. de sententia erronea in de engere beteekenis van dit woord, weerspreekt een theologische conclusie, die evident en onmiddellijk uit een dogma is afgeleid, de sententia errori proxima een theologische conclusie, die slechts waarschijnlijk en naar algemeen daarvoor houden onmiddellijk uit een geloofsleer volgt; c. de sententia temeraria, weerspreekt zonder voldoenden grond een theologische conclusie, die volgens de sententia communis et constans uit een geloofsleer volgt; d. do sententia scandalosa weerspreekt naar den inhoud of naar de uitdrukking een leer, die het geloof of een deugdzaam leven bevordert. De theologische C. werden officieel het eerst aangewend bij de veroordeeling van 28 stellingen van Eckhart (in 1329), van welke de 15 eerste en de 2 laatste als haeretisch werden aangeduid, de overige als male sonantes, temerarii et suspecti de haeresi. Vermeerderd hebben deze C. het Concilie van Constans (in 1418) door de veroordeeling van 45 stellingen van Wiclef en 30 van Hus; Pius V (in 1567) door de verwerping van 79 stellingen van Bajus als respectieve haeretieae, erroneae, suspect a e, temerariae, scandalosae, et in pias aures offensionemimmittentes; Innocentius X (1653) door veroordeeling van 5 stellingen van Jansenius; Innocentius XI (1687) door de veroordeeling van 68 stellingen van Molino; Alexander VIII (1690) doorterugwijzing van 33 Jansenistische en Bajanistische dwalingen, en vooral Pius VI (1794) door de veroordeeling der dwalingen van Pistoja; vg). Denzinger, Enchiridion.