Bouwhygiëne omvat twee wel te onderscheiden onderdeelen, ten eerste de steden- en stratenaanleg en ten tweede de hygiëne van den woningbouw. De stedenbouw moet beantwoorden aan een goede verhouding van de bouwblokken en de pleinen en parken; steden met weinig pleinen en parken, zooals Parijs, hebben een hooge sterfte aan tuberculose, terwijl Londen met veel open terrein een lage sterfte vertoont. De breedte en vorm der straten, de bestrating, de beplanting met boomen, de rioleering zijn van het grootste belang. De moderne snelle vervoermiddelen maken het mogelijk groote arbeiderswijken in den vorm van tuinsteden te bouwen, waardoor een oplossing gevonden wordt voor de hygiënische verzorging der arbeidersklasse, welke in het centrum van de stad met de hooge huren, in verband met de dure grondprijzen, niet mogelijk is.
Tot den modernen stedenbouw behoort ook de aanleg van volksbaden, speeltuinen, sportparken, enz. De woningbouw is van de grootste beteekenis voor de volksgezondheid. Het best gebouwde huis beantwoordt echter niet aan het doel, zoodra er overbevolking optreedt. De sterfte der bevolking is procentsgewijze overal het hoogst in de dichtbevolkte arbeidersbuurten en steeds het allerhoogst in de woningen uit een of twee kamers bestaande, waarin groote gezinnen gehuisvest zijn. De arbeidersbevolking in steden is deels gevestigd in groote huurkazernes, die ecomonisch groote voordeelen bieden, doch de verspreiding van de besmettelijke ziekten bevorderen en de rust van het gezinsleven verstoren. Duurder maar in hygiënisch opzicht verkieslijk is de klein-woningbouw met huisjes, waarin slechts één, hoogstens twee families gevestigd zijn. Coöperatieve bouwvereenigingen passen vaak het laatste stelsel toe, waarbij gaarne toegepast wordt de aanleg van een goed onderhouden gemeenschappelijken tuin ter vervanging van de afgeschoten afzonderlijke stadstuintjes, die veelal dienen tot bewaarplaats van afval, tot kweekplaats van konijnen, kippen, enz.
De hygiënisch-technische bouwinrichting der huizen moet aan de volgende grondslagen beantwoorden: de grond, waarop het huis gebouwd wordt, moet opgehoogd worden tot minstens 1 M. boven den stand van het grondwater en vrij zijn van humus en rottende stoffen. De goed gefundeerde muren moeten voorzien zijn van een trasraam of op andere wijze beveiligd worden tegen het opzuigen van vocht uit den grond. De specie en steenen mogen het regenwater niet doorlaten. De ruimte tusschen de eerste balkenlaag en den grond moet geventileerd worden en de ondergrond algesloten worden door gemetselde gewelven of een betonlaag. Als minimum eisch moet gesteld worden, dat de voorgevel niet hooger mag zijn dan 1½ maal de straatbreedte. De ruimte der vertrekken moet door bouwverordeningen worden vastgesteld, teneinde te sterke verontreiniging der lucht te voorkomen.
De mate van verontreiniging wordt bepaald door het koolzuurgehalte van de lucht. Voor een volwassen mensch, die rust, is 30 kub. Meters lucht per uur noodig. Voor ziekenzalen is noodig aanvoer van 50 M.3 lucht per uur. Hoe kleiner het vertrek des te grooter moeilijkheden levert de ventilatie op, welke een sterker luchtstroom verlangt dan verdragen wordt. (Zie VENTILATIE).
Het Kon. Besluit van 4 Mei 1883 verlangt voor schoollokalen minstens 0.8 M.2 voor elken leerling en 3.6 M.3 per leerling en een afstand tusschen vloer en zoldering van minstens 4.5 M. Ook de arbeidswet bevat bepalingen betreffende den arbeid van vrouwen en kinderen in lokalen, waar de verlichting en luchtverversching onvoldoende is. De wetgever geeft dus reeds aan, dat bij den bouw van woningen gelet moet worden op voldoende afmeting der vertrekken en op goede verlichting. Daarnaast is van beteekenis de verwijdering van afval, de rioleering, de inrichting van goede privaten, de verwarming bouw van goede stookplaatsen). Vochtigheid. (Bij den bouw wordt een enorme hoeveelheid water gebruikt (een huis met 5 kamers van 3 verdiepingen, bevat ±85000 L. water). Wordt het water door stoken niet verwijderd of houdt door onjuiste bouwwijze de muur het water vast, dan riekt de woning onaangenaam door de vorming van diaethylarsine door schimmelwoekering. De muren worden droog gehouden door uitstekende daklijsten, door cement, door oliën, enz. De muren mogen niet meer dan 1% vocht bevatten.
Sterk zouthoudend water mag bij den bouw niet gebruikt worden, daar zich dan chloorcalcium vormt, dat in sterke mate vocht aantrekt. De verlichting der vertrekken moet door diffuus daglicht geschieden. De minimum eisch is, dat van het oppervlak van een tafel (80 c.M. hoog), welke in het midden van het vertrek geplaatst is, de hemel gezien moet worden. De vensteroppervlakte moet 1/12 tot ⅙ van het oppervlak der vloeren bedragen, voor scholen ⅙. De Amsterd. Bouwverordening eischt voor eenkamerwoningen, dat het vensteroppervlak 1/20 van de wandoppervlakte moet bedragen en een lichtinval van 45°. De ramen moeten reiken tot de zoldering en van boven geopend kunnen worden. De constructie van het dak teneinde de zolderverdieping te behoeden voor te sterke temperatuur-stijging of te sterke afkoeling wordt beschreven bij DAKBEDEKKING.