Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boekhouden

betekenis & definitie

Boekhouden - het geregeld en stelselmatig aanteekening houden van de veranderingen, welke in een vermogen plaats hebben. Alleen door eene goede boekhouding is het mogelijk, een juist inzicht in den financieelen toestand van iemand of van eene zaak te krijgen en te houden. De b. kan meermalen aanwijzing geven omtrent de voordeeligste wijze van beheer. Verder kan zij van dienst zijn bij het leveren van het bewijs van eenig feit, zie BOEKENBEWIJS.

Reeds in de oudheid was b. bij kooplieden gebruikelijk; zoowel uit het oude Athene als uit het oude Rome is ons dit bekend. De Rom. bankiers waren zelfs tot b. verplicht. De gewoonten om boek te houden werd echter bij niet-bankiers tegengewerkt door de, meermalen gewettigde, vrees voor invallen der politie tot inzage der boeken om zoo achter allerlei aangelegenheden te komen. Vandaar ook waarschijnl., vooral bij de Joden, nog tot in de nieuwe geschiedenis toe, de voorliefde tot b. in het Hebreeuwsch of in geheimschrift. Naar het gebied, waarop de b. wordt toegepast, onderscheidt men commercieel en cameralistisch b.; het laatste betreft de financieele administratie der overheid en is afhankelijk van velerlei bepalingen van comptabelen aard. — Naar de wijze van b. wordt onderscheiden in enkel- en dubbel boekh. Het laatste wordt, naar het land, waar het het eerst werd toegepast, ook Ital. b. genoemd. — Bij het enkele b., veelal bij particulieren en ook bij kleine zakenmenschen gebruikelijk, wordt aanteekening gehouden van bepaalde groepen van feiten, welke men voldoende gewichtig acht om te noteeren, zonder dat de verschillende rekeningen, waarin de boeking plaats vindt, te zamen een geheel sluitende eenheid vormen. Anders bij het dubbel b. Dit berust op de gedachte, dat iedere verandering in een vermogen zoowel het actief als het passief gelijk beïnvloedt. Deze gedachte is juist, mits men, zooals het dubbel b. doet, het zgn. aansprakelijk hoofd van het vermogen, d. i. de rechthebbende, als schuldeischer van de zaak beschouwt.

Immers, vermindert het actief eener zaak b. v. door verlies van een voorwerp, zoo vermindert dan ook het passief met dezelfde waarde, daar het aanspr. hoofd thans juist even zooveel minder van de zaak te vorderen heeft. Of, wordt eene zaak verkocht juist voor de waarde, waarvoor zij te boek staat, zoo blijft het actief onveranderd, daar bij contante betaling voor de zaak een gelijkwaard. geldsom is in de plaats getreden en bij verkoop op crediet eene schuldvordering van gelijke waarde. En indien het voorwerp met winst of verlies werd verkocht, zoo vermeerdert het actief met de winst of vermindert het met het verlies, maar ook het passief ondergaat juist dezelfde wijziging, daar iedere winst eene overeenkomstige vergrooting, ieder verlies eene overeenkomstige verkleining der vordering van het aanspr. hoofd medebrengt. — De verschillende vermogensveranderingen worden bij het b.naar hare soort in groepen ingedeeld. Elke groep feiten wordt op eene andere rekening geboekt, i. e aanduiding van den inhoud eener rekening noemt men het hoofd daarvan. Naar gelang van den omvang der transacties, wordt de b. over een grooter of kleiner aantal rekeningen verdeeld. Is eene rekening zeer omvangrijk, zoo wordt voor haar een afzonderlijk boek genomen. Ook kan een rekening (dan hoofdrek. genaamd) om prakt. redenen, b.v. om het overzicht duidelijker te maken, in verschillende hulprekeningen worden gesplitst. — Alle rekeningen samen vormen het grootboek, dat de geheele b. eener zaak omvat. Het woord Grootboek is veelal niet meer dan een verzamelwoord; zelden zullen alle rekeningen werkelijk in één boek zijn samengevoegd. — De verschillende rekeningen worden veelal onderscheiden in zakel. en persoonl.

De eerste wijzen alle veranderingen in het bezit aan. Tot haar behooren in de eerste plaats de kasrekening of het kasboek en verder de verschillende goederenrekeningen. De persoonl. rekeningen geven de wijzigingen in de financ. verhouding tot andere personen weer. Het ontstaan of tenietgaan van schulden en vorderingen wordt in haar aangeteekend. Voor personen, met wie men in geregelde betrekking staat, wordt veelal een afzonderl. rekening geopend.

Voor anderen wórdt eene gemeenschappel. rekening: „Crediteuren en Debiteuren”, gehouden. Al wordt bij het b. het aanspr. hoofd als schuldeischer beschouwd, toch wordt (worden) de op hem betrekking hebbende rekening(en) van die van de werkel. schuldeischers scherp onderscheiden. De rekening van het aanspr. hoofd heet kapitaalrekening, veelal aangevuld door verschillende hulprekeningen, als winst- en verlies, reserve, privé; de winst-en verliesrekening zelf heeft soms weder hulprekeningen, zooals de onkostenrekening. — De verschillende rekeningen worden niet telkens bij iedere gebeurtenis dadelijk bijgehouden. De feiten, welke geboekt moeten worden, worden eerst in volgorde van tijd alle ingeschreven in een Dagboek, Memoriaal, dat echter om prakt, redenen, b.v. omdat de administr.

over verschillende personen of ook plaatsen is verdeeld, in verschillende boeken kan zijn gesplitst. — Uit het memoriaal worden de verschillende posten overgebracht naar de diverse rekeningen. Hierbij moet telkens worden nagegaan tot welke debet- en creditposten ieder feit, dat heeft plaats gehad, moét leiden. — Debetzijde noemt men de linker-, creditzijde de rechter-bladz. eener rekening. Beide bladz. samen heeten een folio. Op de debetzijde Wordt geboekt iedere vermogensvermeerdering, hetzij die in toeneming van het bezit, verkrijging eener vordering of tenietgaan eener schuld bestaat, op de creditzijde iedere vermindering, hetzij bezitverlies, tenietgaan eener vordering of ontstaan eener schuld. — Heeft nu b.v. blijkens het memoriaal een verkoop contant plaats gehad, zoo moet de kas worden gedebiteerd, daarentegen de goederenrekening en ev. de kapitaalrekening (winst- en verliesrekening) worden gecrediteerd. Wij zagen boven, dat bij elk feit debet en credit met elkaar in evenwicht moeten zijn. Dit verdeelen der boeking over verschillende rekeningen noemt men journaliseeren. Gebeurt dit schriftelijk en wordt dus telkens aangeteekend, naar welke rekening een post wordt overgebracht, zoo heet het boek, waarin die aanteekening geschiedt, het Journaal (wel te onderscheiden van het Memoriaal, ook wel Journaal genoemd).

Journaliseeren is altijd noodig, het gebruik van een journaal niet. — Memoriaal, journaal en grootboek, als zijnde de boeken, waarin al de vermogensveranderingen worden aangeteekend, worden wel de Hoofdboeken genoemd, in tegenstelling met de andere: Hulpboeken. — Slechts de koopman is wettelijk verplicht boek te houden. Art. 6 K. zegt: Elk koopman is verplicht dagboek te houden, waarin, van dag tot dag, naar orde des tijds, zonder witte vakken, tusschenregels of kantteekeningen, moeten worden aangeteekend zijne inschulden en schulden, de ondernemingen in zijnen handel, de trekkingen, acceptatiën of endossementen van wissels en andere handelspapieren, zijne verbintenissen en, in het algemeen, alles wat hij ontvangt en uitgeeft, van welken aard het ook zij; alles onverminderd zoodanige verdere boeken als in den koophandel gebruikelijk zijn, doch waarvan het houden door de wet niet geboden wordt. — Komt de koopman deze zijne verplichting niet na, zoo kan hij in geval van faillissement met den strafrechter in aanraking komen; zie BANKBREUK. Art. 8 K. zegt verder, dat hij ieder jaar eene balans moet opmaken, terwijl art. 9 voorschrijft, de boeken 30 jaren te bewaren. Verdere voorschriften geeft de wet niet. Zij doet dus geen keuze tusschen enkel of dubbel boekhouden. Art. 8 schrijft nog het honden van een copieboek voor, maar dit valt eigenlijk buiten de boekhouding.