Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bevloeien

betekenis & definitie

Bevloeien (waterb.). Onder b. verstaat men eene grondverbetering, welke berust op de gunstige werking van het tijdelijk overvloeien van gronden met water. Het is te beschouwen als de oudste vorm van cultuurtechniek. Bekend zijn de bevloeiingswerken in het Nijlgebied, in het reeds in de grijze oudheid gekanaliseerde Mesopotamië, verder in China, Indië, Italië, Spanje, Califomië, enz. — Eerst betrekkelijk laat ontwikkelde zich het tech. bevloeiingswezen in Noord-Europa. Omstreeks het midden der 18e eeuw was dit in opkomst in Engeland, België, Frankrijk en Duitschland.

Bij ons te lande was het dr. W. H. C. Staring, die met kracht aandrong op het toepassen van bevloeiïng, doch het vraagstuk kwam eerst voor goed aan de orde door het rapport van de in 1893 ingestelde Staatscommissie, welk belangrijk rapp. in 1897 verscheen. In 1904 kwam de wet, houdende bepalingen omtrent b. tot stand; door deze wet werden de hinderpalen weggenomen, welke het Burgerl. Wetb. tot dien tijd aan het tot stand komen van bevloeiingswerken in den weg stelde. — Deze wet verstaat onder b. het ter bevordering van den landbouw kunstmatig leiden van aan een rivier,kanaal,beek of anderen waterloop ontleend water over een tot het opnemen daarvan ingericht terrein. — Voor het maken van een b.-inrichting eischt art. 3 der wet vergunning van Ged. Staten.

Van hunne beslissing staat beroep open bij de Kroon (art. 6). — De eigenaar van een perceel, door of over hetwelk voor b. water moet worden aan- of afgevoerd, of in, op, of aan hetwelk, geheel of gedeeltel., voor b. een kunstwerk moet worden aangelegd, is verplicht dezen aanvoer, afvoer of aanleg en het gebruik of onderhoud van de aanvoer-, afvoer- en kunstwerken, behoudens schadeloosstelling, te dulden, wanneer dat perceel in het besluit, waarbij de vergunning is verleend, daartoe is aangewezen. Deze verplichting bestaat niet voor gebouwen en de daarbij behoorende erven en tuinen (art. 7). Zie verder art. 676 B.W., luidende: Ieder, wiens eigendom gelegen is aan den oever van een stroomend water, hetwelk niet tot het openbaar domein behoort, mag van dat voorbijloopend water tot bespoeling van zijn erf gebruik maken. Degene, wiens erf door dat water doorsneden wordt, mag daarvan zelfs in de tusschenruimte, welke het water doorloopt, gebruik maken, mits hij, ter plaatse, waar zijn erf eindigt, aan het water deszelfs natuurlijken loop wedergeve.

Alhoewel de gevolgen van deze wet niet geheel in evenredigheid zijn met de verwachtingen, die men bij het tot stand komen ervan koesterde, zoo kwamen toch sedert op tal van plaatsen bevloeiingen tot stand. Het is vooral de Ned. Heide-Mij., die in deze den grooten stoot heeft gegeven.

Hoofddoel van b. is de planten meer water ter beschikking te stellen dan de regenval bedraagt. Uit den aard der zaak zal zulks het meeste resultaat hebben in regenarme, warme streken, hier eventueel de cultuur van planten pas mogelijk maken. Naast de watervoorziening echter heeft b. meestal nog andere voordeelen, zooals de verwarming van den grond, het zuiveren van den bodem door oxydatie van organische stoffen, de oplossing en verdeeling van plantenvoedsel, de vernietiging van schadelijke dieren en onkruiden en vooral het aanvoeren van voedende stoffen, welke in het vloeiwater zwerven of zijn opgelost. Het zijn juist deze nevenvoordeelen, welke eene bevloeiing ook in meer regenrijke streken nuttig kunnen doen werken. Duidelijk blijkt dit b. v. op onze rivieruiterwaarden, welke door het uit het water bezonken slib voortdurend eene groote vruchtbaarheid behouden. — Men kan drie stelsels van bevloeiing onderscheidenn.1. het aanvochten, waarbij slechts water in slooten en greppels wordt ingelaten, teneinde het bodemwater op hooger peil te houden, het onder water zetten en het eigenlijke bevloeien. Het onder water zetten kan geheel natuurlijk door overstrooming gebeuren, waaraan in ons land vele lage graslanden langs rivieren en beken in herfst en winter bloot staan. Deze „wilde bevloeiing” kan ook nadeelig worden, doordat het water soms op zeer ongelegen tijden komt, doordat het niet voldoende weder geloosd kan worden of anderszins. Beter is daarom de „kom- of stuwbevloeiing”, waarbij het terrein door dijkjes en kaden met inlaat- en afvoerduikers wordt omgeven, zoodat de verschillende deelen beurtelings kunnen worden onder water gezet en drooggelegd.

Hier heeft men het water dus geheel in zijn macht. Hetzelfde is het geval bij het eigenlijke bevloeien (Hd.: Berieselung). Om dit systeem toe te passen wordt het terrein in hellingen of ruggen verdeeld, aan welke afdeelingen kunstmatig eene bepaalde helling wordt gegeven. Het vloeiwater wordt uit de aanvoersloot in vloeigreppeltjes geleid; deze stroomen over, waarna het water in eene dunne laag tusschen de grasplanten doorsijpelt, totdat het op het laagste gedeelte van de helling of den rug in een afvoergreppeltje wordt afgevoerd. Dit systeem is het meest volmaakt; het geeft dikwijls prachtige resultaten; het vereischt de kleinste hoeveelheid water, doch de aanlegkosten van dergelijke vloeiweiden zijn in den regel zeer hoog. Zie de figuur. Litt. Marissen, Leerb. der Grondverbetering 1ste deel, 3e druk.

Het bevloeien wordt ook meermalen toegepast om afvalwater van fabrieken (aardappelmeel-, stroocarton-, zuivelfabrieken, enz.) door filtratie door den bodem te zuiveren. Tegelijk worden de teruggehouden stoffen op deze wijze zooveel mogelijk dienstbaar gemaakt voor plantenproductie. In vele gevallen veroorzaakt het afvalwater van fabrieken nog een onhoudbaren toestand door het vervuilen van de publieke wateren. Litt. Rapport Staatscomm.: Reiniging afvalwater stroocarton- en aardappelmeelfabr. Bevloeien is het meest op zijn plaats voor grasland, op niet te zwaren, doorlatenden bodem.

In de tropische en subtropische gewesten wordt b. het meest toegepast bij de cultuur van rijst en suikerriet. In Ned. O.-Indië bestaat voor het aanleggen van irrigatiewerken een afzonderlijke tak van dienst. Door dezen dienst waren in 1912 210.000 bouws geirrigeerd en de irrigatie van 340.000 in voorbereiding. Tot op dat tijdstip werd voor dit doel meer dan 48 mill. gulden ten koste gelegd.