Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Begraafplaats

betekenis & definitie

Begraafplaats - Het begraven geschiedde vroeger veelal in de kerken of op de kerkhoven, welke de ker ken omgaven. Uit gezondheidsoogpunt bestaat hier tegen bezwaar. Bij dekreet van 23 Prairial an XII (12 Juni 1804) werd het eerste verboden, maar bij Souv. Besl. van 41 Dec. 1813 werd dit dekreet ge schorst.

In 1825 werd het begr. in kerken voorgoed verboden. Begr. om de kerken binnen de bebouwde kommen werd nog toegestaan in gem. met minder dan 1000 zielen. Bij de Begrafeniswet van 10 Apr. 1869, Stb., 65, wordt ook dit algemeen verboden: artt. 16, 45,46,51.—De wet onderscheidt algemeene (gemeen telijke) begraafplaatsen en bijzondere, door parti culieren (kerkgenootsch. enz.) ingericht (artt. 13 en 14). Verder is inrichting van familieb. op eigen ter rein mogelijk (art. 15).— Op de algem. b. kan men te gen betaling het recht op een eigen graf voor bepaal den of onbep. tijd verkrijgen (art. 20). Bij het oprui men van eene b. moeten deze eigen graven, voor zoo ver in hun onderhoud behoorlijk wordt voorzien, onaangeroerd worden gelaten (art. 25). — Ieder graf moet ten minste 10 jaren, nadat er voor het laatst in begraven is, onaangeroerd blijven (art. 23). Eene b., die niet meer gebruikt wordt, kan gesloten worden verklaard (art. 24); zij kan dan na tien jaren worden opgeruimd met inachtneming van het bepaalde omtr. de eigen graven (art. 25).