Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aroe-eilanden

betekenis & definitie

Aroe-eilanden - eilandengroep in de Bandazee, bezuiden Nieuw-Guinea, tusschen 5° 18' en 7° 5' 25" Z. en tusschen 134° 8' en 134° 56' O.L. v. Gr. De groep bestaat uit een 80-tal grootere en kleinere eilanden; de voorn, zijn Warialaoe, Kola, Wokam, Kobror, Maikor met Koba, en Tarangan, die in een rechte lijn van het Noorden naar het Zuiden op elkaar volgen, en slechts door breede kanalen zijn gescheiden, die de verkeerswegen tusschen den Voorwal (West) en de Achterwals-eilanden uitmaken. De A. werden in 1606 door Willem Jansz. ontdekt, en in 1623 door Jan Carstensz. aan de Oost-Indische compagnie onderworpen; in 1659 werd op het eiland Wokam een fort gebouwd, ter beteugeling van de zich steeds herhalende onlusten. Op het eind der 18e eeuw kwam de handel op de A. geheel in handen der Makassaren en Boegineezen en na de teruggave der koloniën door Engeland maakte Nederland weinig of geen werk van deze groep; eerst in 1882 werd te Dobo, de hoofdplaats, een posthouder geplaatst.

De A. vormen een onderafd. der afd. West-NieuwGuinea van de res. Amboina. Men vindt op de A. groote bosschen van wild hout; verder sagoe- en kokospalmen, terwijl de bevolking vruchtboomen, suikerriet, tabak, mais en aardvruchten verbouwt; rijstbouw komt niet voor. Van veel belang zijn de in de bosschen voorkomende paradijsvogels, die een voornaam handelsartikel vormen; één soort, de groote paradijsvogel, Paradisea apoda, komt alleen op deze eil. voor. Van het meeste belang is ook voor de A. de parelvisscherij; de ondiepe zee, vooral aan den Achterwal, is rijk aan kostbare paarlemoerschelpen en parelen. Een Australische maatschappij, de Celebes Trading-Company, die het vischgebied buiten de vijfvademslijn gepacht heeft, had uit. 1914 een vloot van 1 stoomer, 6 schoeners en 92 loggers; tijdens den oorlog echter heeft ze haar bedrijf moeten staken, 500 à 600 werklieden van elders ontslagen, doch haar Japansche duikers aangehouden. In 1902 is een verordening op de parelvisscherij tot stand gekomen; volgens deze wordt aan de bevolking (sedert 1909) een schadeloosstelling uitgekeerd.

Bevolking. De bewoners der A. vormen wellicht een overgang tusschen Maleiers (Indonesiërs) en Papoea’s; de huidskleur is niet zoo donker als van de laatstgenoemden en het haar is niet gekroesd. Evenals elders in de Molukken zijn de stammen verdeeld in twee groote groepen: de Oer-Sia en de Oerlima; verschil in zeden en gewoonten bestaan daartusschen niet: grooter is het verschil tusschen de bewoners van den Voorwal en die van den Achter w a l (zie boven); de Voorwallers (Mohammedanen en Christenen) zijn veelal van elders, o.a. van Ceram, afkomstig, en hebben dikwijls kroeshaar; hun kleeding is geheel gelijk aan die der Ambonneezen, en ook overigens heeft men de eigenaardigheden der echte Aroeneezen alleen te zoeken bij de bewoners der Achterwals-eilanden en der binnenlanden van de grootere eilanden. In den regel is de kleeding van beide geslachten slechts de lendengordel, vroeger van geklopte boomschors, thans van rood of wit katoen; echter dragen de vrouwen ook wel de echt nationale dracht: een zeer nauwe en korte sarong, van gevlochten pandanus-bladeren, door zware koperen kettingen om ’t middel vastgehouden; figuren krijgt men op deze sarongs, door ze gedeeltelijk te bedekken met boombladeren b.v. en dan te berooken (een primitieve soort van batikken). Verder dragen de vrouwen snoeren bonte kralen, zware koperen arm- en enkelringen enz.; weefkunst wordt niet beoefend. De huizen op palen van 2 a 3 M. hoogte, meest door twee of meer families bewoond, zijn hoogst eenvoudig, evenals het huisraad; de huizen staan zeer dicht bij elkaar, zoodat de negorijen (dorpen) zeer klein zijn: thans zijn ze niet meer, als vroeger, versterkt. De gemeenschappelijke belangen der in een dorp gevestigde families worden door de gezamenlijke familiehoofden behartigd: onder hen neemt het hoofd van de familie, van welker voorvaderen de stichting van het dorp is uitgegaan, een bijzondere plaats in, vooral bij kwesties omtrent de rechten op den grond en grensgeschillen. Boven de familiehoofden staan hoofden van vreemde herkomst, die met verschillende namen: voorwalhoofd, radja, soms wel regent, genoemd worden. Het territoriale dorpsbestuur wordt door het Gouvernement bevorderd door dorpshoofden aan te stellen (o r a n g k a j a), op aanbeveling van de dorpelingen-zelf en uit hun midden.

Het beschikkingsrecht over den grond komt toe aan het dorp: het recht om te ontginnen hebben dus gelijkelijk alle bewoners, met voorkennis van den toean tanah: grondverkoop komt bijna niet voor; wel tijdelijke afstand van woesten grond aan een dorp of stam, met welken men bondsvriend is; sawahbouw ziet men zeer weinig. Het h u w e l ij k bij de Aroeneezen is patriarchaal of vaderrechtelijk; de bruidschat, als koopsom van de vrouw, komt dus ook hier voor, en bedraagt soms van ƒ 800—ƒ1000; de weduwe behoort feitelijk ook tot den overleden man, zoodat het leviraatshuwelijk bestaat; dochters erven ook wel, maar zoons meer. De godsdienst is animistisch ; ieder dorp heeft zijn heilige plaats,waar de beschermgeest woont; de geest der zee wordt het meest vereerd;als offers voor hem werpt men gong’s in zee. De lijkbezorging geschiedt door de lijken, in lijnwaad gewikkeld, in uitgeholde boomstammen, buiten het dorp te plaatsen ;eenige gong’s,kommen enz. worden stukgeslagen, opdat de „zielen” den geest des dooden vergezellen. Het karakter der Aroeneezen wordt als zachtaardig en gewillig beschreven. Vermelding verdient nog, dat de oorspronkelijke bewoners der A., de z.g. Goengai, die nog in de binnenlanden van Woham rondzwerven, wel als verwant met Australiërs worden beschouwd.