Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arnhem

betekenis & definitie

Arnhem - Ligging en voorkomen. A., hoofdplaats van de provincie Gelderland, is gelegen op de plaats, waar de Rijn stuit tegen den hoogen Veluwezoom, waardoor deze rivier een bocht maakt naar het Westen; 4 K.M. verder stroomopwaarts scheidt zich de IJsel af. Van ouds komen vier belangrijke wegen uit op de oude stad, te weten: de weg van Nijmegen en de Betuwe over de schipbrug, die eerlang zal vervangen worden door een vaste brug en de weg van Wageningen langs den Veluwzoom; deze beide wegen komen uit bij de haven en vormen samen de groote verkeersader door de stad: Rijnstraat, Vijzelstraat, Ketelstraat, Roggestraat, Velperplein, Steenstraat, in welks verlengde de derde verkeersweg N.O.-waarts langs den Veluwzoom zich voortzet naar Zutfen. Een vierde verkeersweg komt van den Achterhoek en van Duitschland; deze weg komt uit op de thans eenigszins afgesloten Groote Markt, die door verschillende straten met genoemden hoofdverkeersweg is verbonden.

Uit het onbewoonde Noorden kwamen minder belangrijke wegen uit, ze vormden geen grooten doorloopenden verkeersweg van N. naar Z. door de stad. De spoorwegen, stoommotor- en electrische tramwegen en de moderne rijwegen hebben grootendeels de oude verkeerswegen bevestigd. De voornaamste spoorwegverbindingen zijn: Holland—Utrecht—A.—Keulen—Bazel; Maastricht—Nijmegen—A.—Utrecht—Amsterdam; A.— Vork—Kesteren—Amsterdam en Rotterdam; A.— Zwolle; A.—Nijkerk. De tram verbindingen zijn, behalve de electrische hoofdverbinding Oosterbeek— A.—Velp, de verbindingen met Wageningen, met Elden, Eist, en vanuit Velp met Dieren, Doesburg, Doetichem; een lijn door de Lijmers en een naar Apeldoorn zijn in voorbereiding. De groote opbloei van A. in de laatste 50 jaar heeft het niet in de eerste plaats aan den handel te danken, doch aan het vreemdelingenverkeer; de uiterst schoone ligging en de goede verkeerswegen lokten de groote stroomen vreemdelingen; er vestigden zich vele rijke Indische families.

De wegen naar het Z., naar Zevenaar en Nijmegen verminderden hierdoor relatief in belangrijkheid, de oude handelswegen langs den Veluwzoom echter, werden deels verlegd en kregen een geheel nieuw aanzien; hier verrezen de talrijke villa’s. In den jongsten tijd heeft zich de stad door den aankoop van het wandelpark Sonsbeek sterk naar het N. uitgebreid; hier ontstonden de villa-buurten tusschen den Amsterdamschen en Zijpschen weg, en langs den Apeldoornschenweg; de ruime arbeiderswijk Klarendal is reeds ouder. De spoorweg werd hierdoor geheel ingebouwd en door een viertal schoone poorten doorboord. Door de groote ontwikkeling van de Noordelijke wijken verplaatst zich het centrum van de stad gedeeltelijk van het Velperplein naar het Willemsplein, waar het tramwegnet samenkomt.

Merkwaardige gebouwen. De oude wallen van A. zijn herschapen in plantsoenen, pleinen, kaden, terwijl de oude stad, door vernieuwing van de winkelhuizen nog maar weinig oude gevels bezit. (Belangrijk is de topgevel uit den Nederlandschen Renaissance-tijd van het huis „de Matador” in de Rijnstraat). Tot de belangwekkendste gebouwen behooren het Raadhuis, vroeger de woning van Maarten van Rossum, door een al te grondig herstel bedorven, met drie saterbeelden aan den ingang, waarnaar het gebouw den naam van Duivelshuis draagt; het bevat, behalve de raadzaal en verdere dienstvertrekken, de stedelijke bibliotheek; het Gouvernementsgebouw, ter plaatse van het oude hertogelijke Hof, en in het begin der 19e eeuw gesticht; het Paleis van Justitie; deze staan alle op de Groote Markt; het gebouw Musis Sacrum op het Velperplein. Onder de kerken is de merkwaardigste de Groote of Eusebiuskerk, eveneens op de Groote Markt, die met een toren prijkt, die in 1650 tot op zijn tegenwoordige hoogte werd voltooid;deze kerk bevat de graftombe van hertog Karel van Gelder, bestaande uit een monument van wit albast met het beeld des hertogs en vier leeuwen, benevens de beelden van de Apostelen.

Openbare instellingen e. d. bijzonderheden. A. is de zetel van het gerechtshof voor Gelderland en Overijsel, terwijl de staf van de 2de Divisie en het 8ste Regiment aldaar gevestigd zijn. Overigens is Arnhem de standplaats van het corps Rijdende Artillerie (de gele rijders). Sedert eenige jaren is er de Nederlandsche Heidemaatschappij gevestigd in een ruim gebouw, waarin ook haar Museum is onder gebracht, aan den Apeldoornschen weg. Op het gebied van volkshuisvesting staat A. bovenaan.

In 2 complexen van arbeiderswoningen op den Musschenberg en in de van Verschuer-wijk is dat te zien. Te A. is gevestigd het Nederlandsche Openluchtmuseum, dat binnen korten tijd een openluchttheater hoopt te openen. Ook is A. de zetel van de Geldersche Maatschappij voor Geschied- en Letterkunde. De oprichting van een Stedelijk Museum in het gebouw der oude Buitensocieteit krijgt eerstdaags haar beslag. — De Singels, de Velperweg, „Bovenover en Onderlangs”, Klaarenbeek en Sonsbeek zijn beroemd, maar ook de omliggende villadorpen trekken tai van vreemdelingen: Oosterbeek met Wolfheze en Doorwerth, Rozendaal, Velp met Beekhuizen; en de Steeg met de Middachter Allee. Aan den Velperweg vindt men Bronbeek, een oud paleis, thans een tehuis van oud-Indische militairen.

N ij verheid en handel. Wel is A. een luxe-stad, doch in het begin van deze eeuw begon men in te zien, dat industrie en handel voor A. van belang zouden zijn. De expeditie-handel is groot, terwijl de markten te A. voor groenten en fruit uit de Betuwe bekend zijn (veilingsgebouw aan den Westervoortschen dijk). De nijverheid is in de laatste jaren vooruitgegaan, dank zij de electrische gemeente-centrale met goedkoope aansluitingen voor klein bedrijf. Voorts zijn er fabrieken van stoomwerktuigen, rijtuigen, muziekinstrumenten, kunstzijde, meubels, sigaren, enz.

Bevolking. In 1796 telde A. 10.080 inwoners; in 1811, 9437; in 1822,10.059; in 1830, 14.509; in 1840, 16.758; in 1870, 32.497; in 1890, 48.300; in 1895, 56.413. in 1915, 64,806, van wie 2/3 behooren tot de Protestantsche kerkgenootschappen en 1/3 tot de Roomsche-Katholieke kerk, terwijl het aantal Israëlieten 1500 bedraagt.

Geschiedenis. A. wordt het eerst genoemd in een stuk van 893, in de vormen Arneheym en Arneym. De tegenwoordige schrijfwijze komt reeds in 996 voor. Het door den Romeinschen schrijver Tacitus genoemde Arenacum lag waarschijnlijk in de Over-Betuwe en moet dus eene andere plaats geweest zijn. Een gedeelte van den grond, waarop de stad gebouwd is, behoorde in den beginne aan de abdijen Elten en Prüm in den Eifel, welke laatste het beschermheerschap over de Arnhemsche kerk bezat. Bij en in de stad lagen de kloosters Monnikhuizen, Mariëndaal, Bethanië, het Agnieten-klooster en het Observanten- of Minderbroedersklooster. Ook was er eene kommanderie van Sint-Jan gevestigd. In 1233 ontving Arnhem stedelijke rechten van graaf Otto II. Sedert 1282 had de graaf van Gelre het recht, er munt te slaan en in 1461 verkreeg de stad toestemming, om geld te slaan ten bate van de herbouwing der hoofdkerk.

In 1437 of ’41 werd de stad opgenomen in het Hanze-verbond. Sedert de 14de eeuw kreeg zij eenigszins het karakter van residentie der Geldersche vorsten, die dikwijls op de nabijgelegen kasteelen verblijf hielden. Herhaaldelijk werd Arnhem belegerd tijdens de partijtwisten sedert de 14de eeuw. In den erfopvolgingsoorlog na den dood van Reinald III koos zij de zijde van diens zuster Machteld en haar echtgenoot Jan van Blois, maar hertog Willem van Gulik, die voor de rechten van zijn zoon opkwam, dwong de stad zijne partij te volgen (1372). In 1466 werd de stad veroverd door Willem van Egmond, broeder van hertog Arnold, die met zijn zoon Adolf in twist was geraakt. Karel de Stoute, die hertog Arnold steunde, legde in 1473 aan A. en het kwartier Veluwe een zware schatting op. In 1492 verklaarde de stad zich voor den zoon van Adolf, Karel van Egmond, maar in 1505 moest zij zich aan de troepen van Philips den Schoonen overgeven. Hertog Karel heroverde haar echter in 1514 en regeerde er tot zijn dood in 1538.

Zijne graf-tombe is in de Groote Kerk geplaatst. Nadat Gelderland in 1643 onder de heerschappij van Karel V was gekomen, werden het Hof van Gelderland en de Rekenkamer te A. gevestigd (1544 en 1552) en bleef het de residentie van den stadhouder. Tijdens het stadhouderschap van Jan van Nassau ging de stad tot de Hervorming over (1578). Van 16 Juni 1672 tot 21 April 1674 was zij in de macht der Franschen. In 1702 werd de stad gewikkeld in de twisten tusschen de Oude en Nieuwe Plooien over de keuze van den raad, welke tot genoemd jaar door stadhouder Willem III was geschied.

Nadat de kleine burgerij tijdelijk aandeel aan de verkiezing had gehad, werd de coöptatie in 1717 hersteld. In 1748 hadden woelingen plaats tengevolge van de verpachting der belastingen, in 1786 en ’87 tengevolge van het drijven der Patriotten. De Franschen kwamen op 17 Januari 1795 in het bezit der stad en waren er meester tot 30 November 1813, toen A. door de Pruisen onder generaal Von Bülow werd veroverd. (Zie gedenkboek van Arnhem 1813—1913, door D. Fockema en J. G. A. van Hogerlinden). De slechting der vestingwerken werd in 1829 toegestaan, waarna de groote uitbreiding der stad begon. In 1845 kwam de eerste spoorlijn, de Rijnspoor naar Utrecht, tot stand.

De gemeente Arnhem, bestaat uit de stad Arnhem, het dorp Schaarsbergen en de buurtschap Klingelbeek.