Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arbeidsovereenkomst

betekenis & definitie

Arbeidsovereenkomst, overeenkomst, waarbij de eene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, den werkgever, tegen loon gedurende zekeren tijd arbeid te verrichten (1637a B.W.). Zij wordt geregeld door de artt. 1637d—1639x B.W. Deze regeling is tot stand gekomen bij de wet van 13 Juli 1907, Stb. 193. Zij geldt niet voor de overeenkomst tusschen reederij en schipper en tusschen schipper en scheepsofficieren en -gezellen (geregeld resp. in de artt. 341 v. en 394v. W. v. K. en verder in de Tuchtwet en eenige artt.'der A. M. v. B. ter uitvoer der Schepenwet), behoudens art. 754 W.v.K. Zij is ook niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van staat, provincie, gemeente, waterschap of eenig ander publiekrechtelijk lichaam, ten ware zij, hetzij voor of bij den aanvang der dienstbetrekking door of namens partijen, hetzij bij wet of verordening, van toepassing is verklaard (1637z B.W.). Het B.W. bevat bepalingen omtrent 1) de a. in het algemeen (1637d—z); 2) de verplichtingen des werkgevers (1638—1638aa); de verplichtingen des arbeiders (1639—1639d); de verschillende wijzen, waarop de dienstbetrekking, door a. ontstaan, eindigt (1639e—x).

Eenige bepalingen der wet: 1) 1637e: godspenning; f—i: bevoegdheid tot aangaan a.; j—m, u: door werkgever vast te stellen reglement; n: colletieve a.; o: berekening loon; p: geoorloofde bestanddeelen loon; s, t: gedwongen winkelnering; u, v: boete door werkgever op te leggen; v, w: schadevergoeding weg. in strijd handelen met a.; x: concurrentiebeperking; y: vrijdom van zegel en registratie. 2) 1638—1638u: regeling verplichting loonsbetaling; q: te laat betaald loon; r: uitsluiting schuldvergelijking; v: vervulling godsdienstplichten; w: Zondagsrust, voortgezet onderwijs; x: veiligheid arbeider; y: ziekte; aa: getuigschrift. 3) 1639g—i, v: dienstbetrekking voor onbepaalden tijd; j, k: dood van een der partijen; 1: proeftijd; m: ontbinding a. van minderjarige; o: rechtmatige eenzijdige verbreking a.; p, q: dringende redenen tot verbreking; r: schadeloosstelling bij rechtmatige eenzijdige verbreking zonder dringende reden; s: idem bij niet dadelijk betalen schadevergoeding; t: schadeloosstelling bij onrechtmatige eenzijdige verbreking; w: ontbinding door rechter om gewichtige reden; x: idem wegens wanpraestatie. Verdere bepalingen betreffende a.: 164 B.W.: De getrouwde vrouw wordt verondersteld bewilliging van den man te hebben bekomen ten opzichte van a. door haar als werkgeefster ten behoeve van de huishouding aangegaan; 1483 B.W.: Men kan zich niet op minderjarigheid beroepen bij een a., aangegaan met inachtneming van art. 1637g of op welke art. 1637h van toepassing is; 1940 B.W.: Niet gelden van de beperkende bepalingen omtrent de toelaatbaarheid van getuigenbewijs bij twistgedingen betrekkelijk eene a.; 1951 B.W.: Bij twistgedingen betrekkelijk eene a. zijn bloed- en aanverwanten of arbeiders in dienst van partijen niet onbekwaam tot het afleggen van getuigenis en kunnen zij niet worden gewaakt; 125a—f B.Rv.: Bijzondere procesorde bij gedingen betreffende arb. ov.