Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aardpeer

betekenis & definitie

Aardpeer - (Helianthus tuberosus), de knol eener Composiet; de plant heeft eenige overeenkomst met een Zonnebloem, met welke zij tot hetzelfde geslacht behoort; de knollen zijn sappig, hebben een zoetachtigen smaak; zij bevatten een groote hoeveelheid druivensuiker, verder inuline. De aardpeer is uit Brazilië afkomstig; in Frankrijk, waar zij topinambour, en in Duitschland, waar zij Erdapfel wordt geheeten, wordt zij hier en daar tamelijk veelvuldig gekweekt, hoofdzakelijk als veevoeder voor varkens en rundvee. De stengels dienen voor brandstof.

De knollen worden in het voorjaar geoogst; gedurende den winter is de inuline in suiker omgezet, welke de knollen een flauw zoeten smaak geeft. Op schrale gronden heeft de plant eenige beteekenis als voederplant, (plaat Voedergewassen N° 1.)

< >