Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zwemmen

betekenis & definitie

(zwom, heeft en is gezwommen),

1. drijven, geheel omgeven zijn door, bedekt zijn met de genoemde vloeistof: die vis zwemt in de boter; in het geld —, het overvloedig bezitten; in weelde die volop hebben; (zegsw.) iemand of iets laten zich er niet meer om bekommeren;
2. door geordende bewegingen in het water zich zwevend, op een vloeistof zich drijvend houden en zich erin voortbewegen (e): in zee —; vis wil —, bij of na het eten van vis wil men drinken;
3. bij wielrennen achter motoren: het contact met zijn gangmaker verloren hebben.

(e) DIERKUNDE. Bij de beste zwemmers onder de hedendaagse dieren, zoals vele vissen, is het lichaam torpedovormig. Aan het slankere en spits toelopende achtereinde bevindt zich de staartvin, die in het horizontale vlak heen en weer wordt bewogen; hierdoor ontstaat een kracht die half zijwaarts, half voorwaarts is gericht. De zijwaarts gerichte kracht leidt door de vorm van de vis en door de aanwezigheid van de verticale rugvin(nen), die bewegingen in deze richting tegenhouden, tot slechts geringe zijwaartse verplaatsingen van het voorste deel van het dier. Van de voorwaarts gerichte kracht daarentegen profiteert de vis vrijwel volledig, dankzij zijn stroomlijnvorm, die de waterweerstand verregaand opheft. In vele gevallen draagt het slijmige huidoppervlak nog bij tot vermindering van de wrijvingsweerstand van het langs de vis stromende water.

Op dezelfde wijze zwommen de reeds lang geleden uitgestorven visreptielen (Ichthyosauria) en doen het heden ten dage nog vele in zee levende visvormige zoogdieren, b.v. de dolfijn. Alleen staat bij de laatstgenoemde dieren de staartvin niet verticaal maar horizontaal, en wordt dus bij het zwemmen verticaal op en neer bewogen. De bewegingen van de staartvin vormen als het ware het eindresultaat van alternerende rompbewegingen, die zich golfvormig in achterwaartse richting langs het lichaam verplaatsen. Ook het zwemmen bij vissen als de paling en bij slangen komt in principe op dezelfde wijze tot stand: met de schuin achterwaarts drukkende delen van lichaamskrommingen zet het dier zich tegen het water af. De snelheid die op deze wijze bereikt wordt is veel kleiner dan bij stroomlijnvormige zwemmers. Dit geldt ook van dieren die zwemmen door met hun al dan niet vinvormige ledematen of andere lichaamsaanhangselen te roeien (watervogels, zeeschildpadden, vele vissen, kreeftjes enz.).

Zeer kleine waterdiertjes zwemmen veelal met behulp van hun talrijke trilharen, die als evenveel kleine roeispaantjes in golvende coördinatie voor de voortbeweging zorgen, of bewegen zich voort door slagen met hun zweepharen. Op geheel andere wijze komt het zwemmen van kwallen tot stand. Bij het ritmisch samentrekken van hun scherm wordt het water onder het scherm weggeduwd en het dier beweegt door de reactiekracht. Inktvissen kunnen door het krachtig uitstoten van water uit de mantelholte door een nauwe buis, de zgn. trechter, als een raket door het water schieten.

Vele dieren zijn soortelijk lichter dan water, d.w.z. zij drijven, zonder zich door bepaalde bewegingen boven te moeten houden. Bij de watervogels dient in de eerste plaats lucht ertoe om het soortelijk gewicht te verminderen; de lucht bevindt zich in een uitgebreid stelsel van luchtzakken, die algemeen bij vogels voorkomen en met de longen samenhangen. Bovendien drijft de vogel op de lucht in een dikke laag veren, die door een vettig afscheidingsprodukt tegen het binnendringen van water beschermd zijn. In andere gevallen zijn de dieren geëquilibreerd, d.w.z. noch te zwaar, noch te licht: zij zweven, zoals vele beenvissen door regulatie van het volume van hun zwemblaas. Een groot aantal waterdieren daarentegen is zwaarder dan water. Om te zwemmen moeten deze dieren dus niet alleen een voortstuwende kracht ontwikkelen, maar tevens een kracht die het lichaam opheft. Hierdoor dienen o.a. schuinstaande glijvlakken zoals de borstvinnen bij haaien.

SPORT.. De zwemsport omvat het hardzwemmen, het kunstzwemmen, het →schoonspringen en het →waterpolo. Bij internationale zwemwedstrijden worden de volgende nummers gezwommen: heren: 100,200, 400 en 1500 m vrije slag (borstcrawl), 100 en 200 m rugslag, 100 en 200 m schoolslag, 100 en 200 m vlinderslag, 200 en 400 m wisselslag (na elkaar 50 resp. 100 m vlinder-, rug-, schoolslag en borstcrawl), 4 x 100 m wisselslag estafette; dames: 100, 200, 400 en 800 m vrije slag, 100 en 200 m vlinderslag, 100 en 200 m rugslag, 100 en 200 m schoolslag, 200 en 400 m wisselslag, 4 x 100 m vrije slag estafette, 4 x 100 m wisselslag estafette. Bij de gezwommen records maakt men onderscheid tussen tijden gemaakt op 50 men 25 m-banen (in verband met het aantal keerpunten).

In Nederland werd in 1888 de Koninklijke Ned. Zwembond opgericht; hierbij zijn ca. 540 verenigingen met in totaal ca. 170000 leden aangesloten. De Koninklijke Belg. Zwemen Reddingshond dateert van 1902. De internationale organisatie is de in 1908 opgerichte Fédération Internationale de Natation Amateur.