(zuchtte, heeft gezucht),
1. met kracht hoorbaar uitademen: zucht eens; m.n. zuchten lozen, slaken als uiting van verdriet, pijn, vermoeidheid enz.: zitten te —; onder iets —, het als een zware last voelen, erdoor gedrukt worden; in gevangenschap, in slavernij —;
2. sterk verlangen: naar vrijheid —;
3. zacht suizen (van de wind).