Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Winkel

betekenis & definitie

m. (-s),

1. in de detailhandel een van een etalage voorziene besloten verkoopruimte, waar het publiek goederen kan kopen: een rijdendewinkel; in een winkel staan, winkelbediende zijn; winkels kijken, nl. de etalages; er zijn in die straat mooie winkels; (ook) bureau dat op idealistische basis voorlichting of hulp geeft in maatschappij- en rechtszaken (rechts-, wetswinkel), vaak ook met etalage.
2. werkplaats van een ambachtsman: naar de winkel gaan; (zegsw.) er is veel werk aan de winkel, er valt veel te doen; bij iemand in de winkel kijken, zijn werkwijze, zijn beroepsgeheim afkijken.

Wegens het permanente karakter van de vestiging wordt de winkel gerangschikt onder de gevestigde of gezeten handel, al is tijdelijke vestiging mogelijk: vliegende winkel; men kent tegenwoordig ook rijdende winkels. De gesloten winkel is een variant die zich kan ontwikkelen als men de detailhandel meer cachet wil verlenen of wanneer ook het ambacht wordt uitgeoefend. winkelcentrum.