(weigerde, heeft geweigerd),
1. niet willen, niet toestaan of inwilligen: de toegang weigeren te betalen; de eed weigeren , niet willen zweren; (spr.) het vragen staat vrij, maar het weigeren daarbij;
2. afwijzen, niet accepteren: voedsel weigeren; goederen weigeren, niet in ontvangst willen nemen;
3. niet functioneren, niet gaan, het niet doen: het pistool weigerde; de motor weigert, wil niet op gang komen.