Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Water

betekenis & definitie

o. (-s,-en),

1. de meest algemene, over de hele aarde verbreide vloeistof, in zuivere toestand zonder kleur, smaak of geur; (chemie) H20, het oxide van waterstof; zij lijken op elkaar als twee druppels water, sprekend; zo snel als water, erg beweeglijk; water naar de zee dragen, onnodig werk verrichten; dat kan al het water van de zee niet afwassen, dat is een niet weg te redeneren feit; het was of mij een emmer (koud) water over de rug gegoten werd, dat was een geduchte ontgoocheling; bang zijn zich aan koud water te branden, overdreven voorzichtig; het was of ik water zag branden, ik stond uiterst verwonderd te kijken; water in de wijn doen, zich enigszins matigen; het schip maakt water, heeft een lek; op water en brood zitten, in de gevangenis zitten; (fig.) karig toebedeeld worden;
2. regen, hemelwater: er is veel water gevallen;
3. genoemde vloeistof in haar natuurlijke of aangelegde bedding; algemene naam voor meren, rivieren, sloten, kanalen enz., m.n. als vaarwater: een klein, groot, smal, diep water; (mv.) gebied van de zee: de wateren rondom Schotland; (zegsw.) stille waters hebben diepe gronden, die het minst spreken, hebben vaak het meest te verbergen; 's zomers gaan velen het water op; in open, in diep water zijn, in volle zee; een schip te water laten, van stapel laten lopen; al het land staat onder water, is overstroomd; hoog water, vloed; laag water, eb; zich als een vis in het water voelen, in zijn element; zij zijn (als) water en vuur, kunnen elkaar niet uitstaan; hij kan de zon niet in het water zien schijnen, hij is gauw afgunstig; Gods water over Gods akker laten lopen, inactief zijn; dat is in het water gevallen, mislukt; zijn geld in het water gooien, verspillen; het water komt hem tot aan de lippen, de nood is bij hem hoog gestegen; zich of het hoofd met moeite boven water houden, zich ternauwernood kunnen redden; hij is weer boven water gekomen, hij is teruggekomen, na lang afwezig geweest te zijn;
4. aanduiding voor verschillende waterachtige produkten van het lichaam: het water loopt mijn neus uit; het water liep hem langs het gezicht, langs zijn rug, het zweet; m.n. urine: iemands water bekijken;

hoog water hebben, nodig moeten wateren; ook: te korte broekspijpen dragen; het water komt mij in de mond, ik watertand, heb een hevige trek (in het genoemde); iemand het water in de mond doen komen, verlekkerd maken, laten watertanden; de bevalling is ophanden, het water is reeds gebroken, vruchtwater vloeit uit; het water in de knie hebben, leewater;

5. algemene naam voor vloeistoffen die op water lijken: oogwater;
6. helderheid: diamant van het zuiverste water; (fig.) een stilist van het eerste, zuiverste water, van de beste soort.

ALGEMEEN

Water is vele eeuwen lang voor een van de vier elementen (water, aarde, vuur en lucht) gehouden. In 1781 ontdekte de Engelse scheikundige H. Cavendish dat bij de (explosieve) reactie van een mengsel van waterstof en lucht of zuurstof water ontstaat. De Franse scheikundige A.L. Lavoisier herhaalde deze proef (1783) en vatte deze op als een synthese van water uit de elementen waterstof en zuurstof. Water ontstaat bij de reactie van zuurstof met waterstofverbindingen (oxidatie, verbranding), zoals bij het verbranden van aardgas, petroleum e.d.; verder bij de inwerking van waterstof op zuurstofverbindingen.

Eigenschappen. Water is bij kamertemperatuur een vloeistof zonder geur of smaak. Het is in dunne lagen kleurloos; in een laag van enige tientallen meters dikte heeft het een donkerblauwe kleur. Het smeltpunt is 0°C bij een druk van 1 atm (101,3 kPa) en het kookpunt 100°C, de tripelpunttemperatuur is 0,0075°, de kritische temperatuur 374°C en de kritische druk 218 atm (22,08 MPa). Het smeltpunt van water daalt bij toenemende druk (0,0075° per atm). Bij overgang van water in ijs treedt een anomalie op, nl. een belangrijke volume toename: 1 m3 water van 0°C neemt als ijs van dezelfde temperatuur een ruimte van 1,0905 m3 in.

Behalve het gewone ijs zijn nog verschillende andere ijsmodificaties bekend, die echter alleen bij hogere druk stabiel zijn. Een ander abnormaal gedrag vertoont water als men de temperatuur boven 0°C laat stijgen: water krimpt in tussen 0-3,98°C; boven die temperatuur neemt de dichtheid af. De dichtheid van water bij 4°C is als eenheid van dichtheid aangenomen. De smeltwarmte van water bedraagt 334 kJ/kg (80 cal/g). De verdampingswarmte bij 100°C is 2,25 MJ/kg (539 cal/g). Water is een goed oplosmiddel voor polaire stoffen.

Alcoholen met één tot drie koolstofatomen zijn in alle verhoudingen met water mengbaar; hogere alcoholen, koolwaterstoffen en vetten zijn slechts weinig in water oplosbaar. Ammoniak, de lagere aminen en de halogeenwaterstoffen zijn zeer goed oplosbaar in water. In het molecule H2O bevindt zich de atoomkern van het zuurstofatoom in de top van een gelijkbenige driehoek. Vloeibaar water is sterk geassocieerd (associatie). Naast de kleinere dichtheid van ijs kan men in deze associatie en het voorkomen van waterstofbruggen de verklaring vinden van nog meer merkwaardige eigenschappen van water: de hoge soortelijke warmte, de grote viscositeit en het sterk hydrolytisch vermogen (positieve en negatieve ionen worden in water door de dipolen van de watermoleculen omringd, waardoor hun lading als het ware wordt gecompenseerd en zij gemakkelijk uit elkaar kunnen gaan, d.w.z. ‘oplossen’). Zeer zuiver water wordt verkregen door herhaaldelijk destilleren, gedeeltelijk bevriezen en uitpompen van de opgeloste gassen.

Het zo verkregen water geleidt de elektrische stroom nagenoeg niet. Water is voor een zeer gering bedrag in ionen gesplitst (pH).

Voorkomen. Meer dan 80% van het op aarde voorkomende water bevindt zich in de oceanen. Verder is water opgeslagen in mineralen en gesteenten (ca. 15%). Slechts ca. 1% van het water komt voor in binnenzeeën, rivieren, in de vorm van ijs aan de poolkappen, als grondwater en in dampvorm in de atmosfeer. De totale hoeveelheid wordt geschat op 1,65 x 1018 m3.

Fysiologie. In levende organismen speelt water een zeer belangrijke (onmisbare) rol als transportmiddel, oplosmiddel, reactiemedium, warmteregulator en als reagens. De mens bestaat voor 59—66% uit water, waterhuishouding, drinkwater. Toepassing. Van technisch standpunt gezien behoort het water tot de allerbelangrijkste grondstoffen. De industrie gebruikt het als transport-, oplos-, koel-, en als reinigingsmiddel. Verder wordt het toegepast in de vorm van stoom of ijs, als transportweg (scheepvaart) en als blusmiddel.

Voor bijna alle technische toepassingen is het gehalte aan opgeloste, voornamelijk anorganische stoffen een ernstig bezwaar. Het belang van waterzuivering en ontharding is door de toenemende kwaliteitseisen in de diverse industrieën en door de afnemende kwaliteit van het oppervlaktewater bijzonder urgent geworden. afvalwater, drinkwater, waterverontreiniging.

GODSDIENSTGESCHIEDENIS

Water is als religieus oersymbool een teken van leven en dood. M.n. bij de oude Indiërs, Akkadiërs en Egyptenaren heeft het een belangrijke plaats ingenomen. Uit de oerwateren is de wereld voortgekomen (Egypte en Akkad). Bij de Indiërs kwamen de goden uit de Grote Oceaan, de maan, de onsterfelijkheidsdrank en vele andere essentiële zaken uit water te voorschijn. Het water heeft evenwel ook een vernietigend en bedreigend aspect: men denke aan de zeer verbreide traditie omtrent een zondvloed.

Andere aspecten zijn: het reinigend, het genezend en het wijsheidbrengende karakter van het water. Wat het eerstgenoemde betreft is te denken aan het wijwater en de rituele afwassingen, de doop enz. Het tweede aspect is vooral bekend uit het Oudindische ritueel: een voortdurend weerkerende zinswending luidt: water is een geneesmiddel. In moderne tijd speelt het water in de natuurgeneeswijze nog een rol van betekenis. Het wijsheidsaspect is waarschijnlijk associatief verbonden met het geluid dat het water voortbrengt; men denke aan water als orakel, aan de Babylonische god Ea (god van de wateren en van de wijsheid), bron.

LITT. G Spaltmann, Das Wasser in der religiösen Anschauung der Völker (diss. 1939).

HERALDIEK

Vooral de overheidsheraldiek, maar ook wel (meer verborgen) familiewapens vertonen op verschillende manieren symbolische herinneringen aan belangrijke rivieren, kanalen, zeeën enz.

1. door de kleuren (afwisselend met blauw en witzilver in wapens; in vlaggen veelal de kleur groen);
2. het duidelijkst in de toegepaste vorm: gegolfde balken en banen. Voor Nederland is het bekendste voorbeeld het provinciewapen van Zeeland: de (Hollandse) leeuw opduikend uit een aantal gegolfde balken, afwisselend wit(zilver) en blauw. Ook de vlag van die provincie heeft gegolfde witte en blauwe banen. In de Belg. heraldiek komt deze symboliek weinig voor; (het wapen van Watervliet toont drie gegolfde zilveren balken op rood).