m. (-s),
1. voertuig op wielen, m.n. op vier wielen: paard en wagen; (gemeenz.) auto: hij kwam met de wagen; (zegsw.) hij is er het vijfde rad of wiel aan de wagen, hij is er te veel; krakende wagens lopen of duren het langst, zwakke personen zijn soms taai van leven;
2. het bovenste, verschuifbare deel van een schrijfmachine.