v./m. (-en),
1. lading van voer-of vaartuig: twee wagens met hun vracht; (als verzamelnaam) goederen die tegen betaling vervoerd worden: vracht innemen;
2. vrachtkosten, vervoerloon; op vracht, tegen betaling van vervoerloon;
3. zoveel als men ineens vervoert: een vracht zand;
4. last: een hele vracht aan iets hebben; (fig.) de vracht van vele jaren;
5. groot aantal of grote hoeveelheid: hij heeft een vracht boeken.