bn. en bw. (-er, -st),
1. eig. vooruitziend; rekening houdend met wat zou kunnen gebeuren, behoedzaam: lopen; met iets zijn, het met zorg behandelen; terughoudend zijn in de toepassing, het gebruik of het voorschrijven ervan; je moet nog voorzichtig zijn, je in acht nemen;
2. niet nadrukkelijk, niet expliciet: voorzichtig naar iets informeren.