I. bn.,
1. verbonden door familiebetrekking: zij zijn nauw aan elkaar verwant; (ook van planten en dieren);
2. zich aan iemand voelen, voelen dat men (in opvattingen, in karakter, in de geest) met hem overeenkomt;
3. tot elkaar in nauwe betrekking staand: verwante talen; verwante tonen, die tot elkaar staan in de verhouding van octaaf, kwint of terts;
II. zn., m. (-en), persoon met wie men verwant is.