(verwachtte; heeft verwacht),
1. wachten op, rekenen op: bericht verwachten; lang verwacht, waarnaar men lang heeft uitgezien;
2. voorzien: dat was te verwachten; dat had ik van jou niet verwacht, gedacht;
3.(van een vrouw) een baby verwachten, zwanger zijn;
4. dulden: ik verwacht van jou geen aanmerkingen.