(versierde, heeft versierd),
1. tooien, verfraaien: een zaal versieren; guirlandes versieren de toegangsweg;
2. tot sieraad verstrekken;
3. (spreekt.) in het vat gieten: hoe moet ik dat nou versieren ? in orde maken, voor elkaar krijgen; met dat meisje valt er wel iets te versieren; vandaar ook voor (een vrouw of meisje) verleiden; valt er nog wat te versieren?, te bedenken; (ook) uit te halen.