Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Verenigde naties

betekenis & definitie

(VN; United Nations Organization, UNO), internationale organisatie ter vervanging van de Volkenbond. Zetel: New York.

VOORGESCHIEDENIS

De grondslag voor de organisatie van de VN is tijdens de Tweede Wereldoorlog gelegd. In aug. 1941 kwamen Roosevelt en Churchill op de Atlantische Oceaan bijeen en ontwierpen een plan tot reorganisatie van de wereld op democratische en vreedzame basis (Atlantic Charter). Op 1.1.1942 volgde de Verklaring van de VN, getekend door 26 landen. Later sloten zich hierbij nog 21 landen aan. Het AC werd aangevuld en bevestigd. In deze verklaring is voor het eerst sprake van 'mensenrechten'.

Op de Conferentie van Teheran (1.12.1943) werd de USSR in de plannen betrokken. De eerste concretisering van deze plannen had plaats in de nazomer van 1944 bij de besprekingen van Dumbarton Oaks door de vier grote mogendheden. Men kwam tot overeenstemming over bepaalde richtlijnen: soevereine gelijkheid van alle vredelievende staten; verplichting tot nakoming van het handvest; afzien van bedreiging met of gebruik van geweld; verplichting tot medewerking aan alle acties van de organisatie, ondernomen in overeenstemming met de bepalingen van het handvest; geen steun verlenen aan een staat waartegen een preventieve maatregel of dwangmaatregel namens de organisatie genomen is. Op de Conferentie van Jalta (febr. 1945) tussen Roosevelt, Churchill en Stalin kwam men overeen dat alle kwesties van procedure beslist zouden worden met een meerderheid van zeven van de elf stemmen en dat de beslissing over andere onderwerpen bij dezelfde meerderheid zou worden genomen, waartoe dan de stemmen van alle vijf permanente leden zouden moeten behoren (vetorecht). Op 25.4.1945 kwam op uitnodiging van de vier grote mogendheden (VS, Groot-Brittannië, de USSR en China) te San Francisco de conferentie bijeen, die het statuut voor de nieuwe organisatie moest opstellen. Er namen 50 staten aan de conferentie deel.

In het algemeen werden de richtlijnen van Dumbarton Oaks gevolgd. Het handvest werd op 26.6.1945 in een plechtige zitting door de vertegenwoordigers van 50 regeringen ondertekend. Op 24.10.1945 trad het in werking, nadat het door het voorgeschreven aantal staten was geratificeerd. Het handvest omschrijft het doel als volgt: internationaal vrede en veiligheid te handhaven en te dien einde doeltreffende gemeenschappelijke maatregelen te nemen tot het voorkomen en wegnemen van vredesbedreigingen en tot het onderdrukken van aanvalsdaden of andere inbreuken op de vrede en door vreedzame middelen en in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid en internationaal recht, regeling of beslechting van internationale geschillen of toestanden die tot een inbreuk op de vrede zouden kunnen leiden, tot stand te brengen; tussen de volken vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en zelfbeschikking van de volken, en andere passende maatregelen te nemen om de algemene vrede te versterken; internationale samenwerking te verwezenlijken bij het oplossen van internationale vraagstukken van economische, sociale, culturele of humanitaire aard en bij het bevorderen en aanmoedigen van eerbied voor de rechten van de mens en voor de grondvrijheden voor allen zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst; een centrum te zijn om de pogingen van de volken tot het bereiken van deze gemeenschappelijke doeleinden met elkaar in overeenstemming te brengen.

WERKWIJZE EN ORGANISATIE

De oorspronkelijke leden van de VN zijn de landen die deelgenomen hebben aan de Conferentie te San Francisco of die reeds de Verklaring van de VN van 1.1.1942 ondertekend en die het handvest ondertekend en geratificeerd hebben. Gekozen leden zijn staten die op aanbeveling van de Veiligheidsraad bij besluit van de Algemene Vergadering tot het lidmaatschap zijn toegelaten. Vereisten voor het lidmaatschap zijn: het aspirant-lid moet op goede gronden beschouwd kunnen worden als vredelievend, het moet de verplichtingen van het handvest aanvaarden en in staat en van plan zijn om deze verplichtingen uit te voeren en na te komen. Gezien het feit dat twee unierepublieken van de USSR, nl. Wit-Rusland en Oekraïne, lid zijn van de VN, kan de eis dat alle leden ook soevereine staten zijn, niet in de normale volkenrechtelijke betekenis worden gezien. Leden kunnen onder bepaalde omstandigheden geschorst of zelfs uitgesloten worden.

In geval van conflict tussen de verplichtingen van de leden van de VN krachtens het handvest en hun verplichtingen krachtens enige andere internationale overeenkomst hebben de verplichtingen uit het handvest voorrang. Het handvest doet geen afbreuk aan het recht van individuele of collectieve zelfverdediging bij een gewapende aanval tegen een van de leden. Ook het oprichten van regionale organisaties ‘ter behandeling van zodanige zaken betreffende de handhaving van internationale vrede en veiligheid als in aanmerking komen voor regionaal optreden’ blijft geoorloofd, mits dergelijke regelingen in overeenstemming zijn met de doelstellingen en beginselen van de VN. In 1980 waren 149 landen lid van de VN. In dec. 1976 traden Angola en West-Samoa toe, in 1977 Vietnam. In 1971 heeft Taiwan, dat sinds 1945 de zetel van China bezette, plaats moeten maken in de VN voor de Chinese Volksrepubliek. De soevereine landen die niet het lidmaatschap van de organisatie hebben, zijn Andorra, Taiwan, Noorden Zuid-Korea, Liechtenstein, Monaco, Nauru, San Marino, Vaticaanstad, Tonga en Zwitserland, Zimbabwe is evenmin lid.

De werkzaamheden van de VN zijn verdeeld over een aantal hoofdorganen, waaronder de Veiligheidsraad (VR) en de Economie and Social Council of the United Nations (ECOSOC). De Algemene Vergadering (AV) is het voornaamste beraadslagende lichaam van de VN, waarin alle leden vertegenwoordigd zijn, ieder lid door ten hoogste vijf vertegenwoordigers. Ieder lid heeft een stem. Beslissingen over belangrijke aangelegenheden, zoals aanbevelingen inzake het handhaven van de internationale vrede en veiligheid, de verkiezing van niet-permanente leden van de VR, de toelating van nieuwe leden en budgettaire aangelegenheden, moeten worden genomen met een meerderheid van tweederde van de leden die aanwezig zijn en aan de stemming deelnemen. Besluiten over andere vragen en ook beslissingen over de vraag of een kwestie al of niet tot de belangrijkste aangelegenheden behoort, worden genomen met een gewone meerderheid. De AV komt jaarlijks bijeen (eerste zitting 10.1.1946 te Londen) en in zodanige bijzondere zittingen als de omstandigheden vereisen.

Zij stelt haar eigen huishoudelijke reglement vast. Zij kan hulporganen instellen, indien zij dit voor de uitoefening van haar functie nodig oordeelt. De AV heeft het recht om elk vraagstuk en iedere zaak binnen het kader van het handvest te bespreken. Zij kan vragen behandelen, die in het algemeen de doeleinden van de VN raken en over de bevoegdheden en functies van de organen van de VN discussiëren. Ook kunnen vragen met betrekking tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid aan haar ter bespreking worden voorgelegd. Hiertoe zijn bevoegd zowel leden als niet-leden.

De laatsten moeten dan bij voorbaat de verplichtingen tot vreedzame beslechting, zoals neergelegd in het handvest, aanvaarden. Is het geschil van dien aard dat optreden vereist is, dan verwijst de AV de zaak naar de VR. Voorts kan zij aandacht besteden aan iedere toestand waarvan zij het zelf waarschijnlijk acht, dat deze het algemeen welzijn of de vriendschappelijke betrekkingen tussen de volken zal schaden, met inbegrip van toestanden die voortvloeien uit een schending van de bepalingen van het handvest. Voor situaties die de internationale vrede en veiligheid in gevaar brengen, kan zij de aandacht van de VR vragen. Over al deze zaken kan zij, als vrucht van de discussie, aanbevelingen doen aan de leden of aan het betrokken orgaan. Deze bevoegdheid wordt echter aanzienlijk beperkt door de bepaling dat ‘zolang de VR de hem in dit handvest opgedragen functies uitoefent, de AV met betrekking tot dat geschil of die toestand geen aanbeveling doet, tenzij de VR zulks verzoekt’.

Ook de andere zijde van de werkzaamheden van de AV geeft haar centrale positie aan: de AV kiest de niet-permanente leden van de VR, de leden van de Economische en Sociale Raad en een gedeelte van de leden van de Trustschapsraad. Tezamen met de VR kiest zij de rechters van het Internationale Gerechtshof. Op aanbeveling van de VR wordt door haar de secretaris-generaal benoemd. De Economische en Sociale Raad en de Trustschapsraad functioneren onder rechtstreeks gezag en toezicht van de AV. Van de andere organen ontvangt en overweegt de AV jaarlijkse en bijzondere rapporten. De rapporten van de VR moeten een verslag bevatten van de maatregelen waartoe de VR heeft besloten, of die hij heeft genomen ter handhaving van internationale vrede en veiligheid.

Financieel heeft de AV het oppertoezicht, omdat zij de begroting van de organisatie overweegt en goedkeurt. De uitgaven worden door de leden gedragen in de verhouding door de AV vastgesteld. Ook de financiële en budgettaire regelingen van de gespecialiseerde organisaties, die in nauw verband gebracht zijn met de VN, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de AV.

De Trustschapsraad (TR) oefent toezicht uit op het beheer over de trustgebieden, met uitzondering van de strategische zones van deze gebieden die onder toezicht van de VR staan. Hij ziet toe dat de staten die het gezag uitoefenen dit doen volgens de principes van het handvest. Lid van de TR zijn de leden van de VN die trustgebieden beheren, de permanente leden van de VR en een zodanig aantal leden dat het aantal beherende en andere leden gelijk is. De leden van de laatste categorie treden om de drie jaar af. Ieder lid heeft één stem. Besluiten worden genomen met een meerderheid van de leden die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

De TR stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast. Hij komt bijeen wanneer daar behoefte aan bestaat.

Het Secretariaat bestaat uit de door de AV op aanbeveling van de VR (voor vijf jaar) benoemde secretaris-generaal en zodanig personeel als de organisatie vereist. De secretaris-generaal treedt in zijn hoedanigheid op bij alle bijeenkomsten van de VN-organen. Hij levert een jaarrapport over de werkzaamheden van de organisatie aan de AV. Als hoogste administratieve ambtenaar benoemt hij het personeel. Hij zorgt er voor volkomen onafhankelijk te zijn van iedere invloed die zijn positie kan verzwakken of schaden. Belangrijk is dat hij iedere zaak die naar zijn mening de handhaving van de internationale vrede en veiligheid kan bedreigen, onder de aandacht van de VR kan brengen.

Achtereenvolgens werden secretaris-generaal: Trygve Lie (1946—53; Noorwegen), Dag Hammarskjöld (1953—61; Zweden), Oe Thant (1961—71; Birma) en Kurt Waldheim (1971—; Oostenrijk).Het Internationale Gerechtshof behandelde recent het visserijconflict tussen Ijsland en Groot-Brittanië (1972), de kernproeven (Australië en Nieuw-Zeeland contra Frankrijk, 1973) en de situatie rond de Spaanse (Westelijke) Sahara (1974).

GESCHIEDENIS

Een van de eerste zaken die de VR kreeg voorgelegd, was een klacht van Iran over de aanwezigheid van troepen van de USSR in Zuid-Azerbeidzjan (jan. 1946). In kwesties zoals de Indonesische en de Palestijnse, de kwestie-Kasjmir en de ongeregeldheden aan de Griekse grenzen, werd bemiddelend opgetreden nadat een onderzoek was ingesteld. Ernstige moeilijkheden deden zich vrijwel vanaf het begin voor ten aanzien van de uitoefening van het vetorecht. Hierdoor kwam het, dat belangrijke geschillen tussen Oost en West buiten de VN om werden geregeld (b.v. de kwestie-Berlijn). Met een beroep op de door het handvest vastgelegde regels aangaande het natuurlijk recht van zelfverdediging ontstonden weldra regionale militaire allianties, zoals de Westeuropese Unie (1948) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO; 1949). Een uiterst kritieke situatie ontstond ten gevolge van het uitbreken van de Koreaanse Oorlog.

Door afwezigheid van de USSR, die protesteerde tegen de vertegenwoordiging van nationalistisch China (Taiwan) in de VN, die zou moeten plaatsmaken voor die van de Chinese Volksrepubliek, was het de VR mogelijk (met de stem van Joegslavië tegen) Noord-Korea als de agressor aan te wijzen. Bij gebrek aan ter zake relevante militaire overeenkomsten werden de VS verzocht militaire maatregelen te treffen. Op de vijfde AV werd begin nov. 1950 de resolutie Uniting for Peace aangenomen, waardoor de mogelijkheid werd geopend dat, mocht de VR in de uitoefening van zijn primaire verantwoordelijkheid falen, de AV de betrokken zaak ter hand kon nemen. Er werd een Peace Observation Commission ingesteld, die waarneemt in en rapporteert over gebieden waar internationale spanning heerst, alsmede een Comité voor Collectieve Maatregelen. Gewapend geweld is daarbij niet uitgesloten. In 1956 ontstond een internationaal kritieke situatie, toen Egypte overging tot nationalisering van het Suezkanaal.

Bemiddelingspogingen mochten niet baten. Op 29 okt. vielen Israëlische strijdkrachten Egypte binnen. Een Engels-Frans verzoek het kanaal te mogen beschermen, werd afgewezen, waarna Groot-Brittannië en Frankrijk toch intervenieerden.

De VR stond machteloos, aangezien zijn resoluties door Franse en Engelse veto’s werden getroffen. Op grond van de Uniting for Peace-resolutie werd de AV bijeengeroepen. Deze besloot tot oprichting van een internationale politiemacht Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël werden opgeroepen hun troepen uit Egypte terug te trekken, wat ze na 21.11.1956 deden. In die periode werden de VN gefrustreerd door onmacht de Hongaarse kwestie te regelen, ontstaan na de Russische inval in Hongarije. Nieuwe moeilijkheden deden zich in 1958 voor ten gevolge van een klacht van Libanon en Jordanië, die zich door de Verenigde Arabische Republiek bedreigd voelden. Na een tezelfder tijd zich ontwikkelende revolutie in Irak, intervenieerden Amerikaanse en Britse troepen in het conflict.

De VR stond machteloos door Russische veto’s.

Binnen de bijeengeroepen AV kwamen de Arabische staten tot overeenstemming. In 1960 ontwikkelde zich de Kongokwestie (Zaïre). De hoge VN-kosten voor de strijd in Kongo brachten de USSR ertoe enige tijd haar contributie voor de VN niet te betalen. Het conflict dat ontstond rondom de vraag of nu de USSR als lid zou moeten worden geschrapt, werd opgelost door het probleem te ontkennen. Door de toelating van vele jonge Aziatische en vooral Afrikaanse staten tot de VN deed zich het vraagstuk van de vertegenwoordiging voor. In 1965 werd besloten het aantal niet-permanente leden van de VR van 6 te verhogen tot 10 en het ledental van de ECOSOC van 18 te brengen op 27.

Van grote betekenis was het jaar 1971, toen eindelijk werd besloten de Chinese Volksrepubliek te beschouwen als de representant van het Chinese volk. Gevolg hiervan was de ‘uitstoting’ van nationalistisch China uit o.a. de VR, waarin de permanente zetel voortaan bezet zou worden door een afgevaardigde van Peking. Taiwan werd uit de VN gestoten.

Grote opschudding verwekte de in 1975 aangenomen VN-resolutie waarin het zionisme werd bestempeld als een vorm van racisme. De laatste jaren hielden de VN zich vooral bezig met het vraagstuk van de bewapeningswedloop, met de kwestie-Rhodesië, met de apartheid in Zuid-Afrika, met de kwestie-Zuidwest-Afrika (Namibië), de Arabisch-Israëlische kwestie en de verhouding Oost-West. In 1974 werd uitgebreid aandacht gegeven aan de positie van de VN en de versterking daarvan. De VN hebben niet aan de hooggespannen verwachtingen voldaan, maar hebben wel belangrijk bijgedragen tot de bevordering van de wereldvrede. Speciaal moet genoemd worden de in 1948 door de AV aangenomen Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

Van grote betekenis zijn de verbindingen van de VN met de specialized agencies.

LITT. L.M.Goodrich en E.M.Hambro, The charter of the UN (2e dr. 1949); H.G.Nicholas, The UNO as a political organization (1959); U Thant, Towards world peace (1964); C.C.H.Kuntze (red.), Vijfentwintig jaar VN (1971); R.Ogley, The UN and East-West relations (1972); R.Hiscocks, The Security Council (1974); P.Baehr, De VN (1977); W.D.McIntyre, The Commonwealth of Nations (1977); E.Luard, The UN (1978).