(verdeelde, heeft verdeeld),
1. in delen scheiden: een appel in vieren verdelen; met betrekking tot afmeting en ruimte: een lijn in vijf gelijke delen verdelen;
2. in delen of groepen uiteengaan; zich verdelen;
3. toekennen, toewijzen: de winst verdelen;
4. (een werking) op verschillende punten richten: de belasting (druk op een constructie) verdelen;
5. scheiden: dat wat hen verdeeld houdt; (in sterker opvatting) tweedracht veroorzaken: verdeel en heers.