Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Veen

betekenis & definitie

o. (venen),

1. grondsoort vnl. bestaande uit verkoolde planteresten, grondstof voor turf ;
2. streek waar de bodem uit veen bestaat (vgl. hoogveen en laagveen); (zegsw.) als men in het veen is, ziet men op een turfje niet, waar veel is, behoeft men niet te sparen.

In geologisch opzicht valt veen onder de organogene sedimentgesteenten. Het vormt het basismateriaal waaruit na voortgaande inkoling steenkool ontstaat. In botanisch opzicht wordt van veen gesproken als een gebied een kenmerkende veenvegetatie draagt. Voor de vorming van veen is een klimaat noodzakelijk dat een weelderige plantengroei mogelijk maakt; het komt niet in polaire en aride streken voor. Ook is stagnatie in het afvloeien van water een voorwaarde voor veenvorming, zodat moerassen of ondiepe meren worden gevormd. De mineralisatie van planteresten gaat dan langzaam en de produktie van planteresten overtreft de afbraak.

Men onderscheidt topogeen veen als de gunstige omstandigheden voor de veenvorming een gevolg zijn van het reliëf (b.v. in kommen), ombrogeen veen als overvloedige neerslag en geringe verdamping de veenvorming bepalen en soligeen veen als beide van betekenis zijn. Ook kan men de nadruk leggen op de voedselrijkdom van het water: eutroof veen (laagveen), voedselrijk, meestal tevens laaggelegen; oligotroof veen (hoogveen), voedselarm met planten die, zoals veenmos, slechts van regenwater kunnen leven, vaak hooggelegen; mesotroof veen, met een tussenpositie (moerasveen).

De ligging ten opzichte van de waterspiegel en de voedselrijkdom van het water zijn van belang voor de soort planten waaruit het veen is opgebouwd. Op de bodem van een ondiep meertje ontstaat organische modder (gyttja) van resten plankton, algen, waterplanten e.d. Vanaf de rand van het meertje ontwikkelt zich geleidelijk riet (Phragmites), waarvan m.n. de wortels rietveen vormen. Op het rietveen groeit zegge (Carex) die zeggeveen vormt. Vervolgens is de eerste boomsoort die zich in het moeras kan ontwikkelen de els (Alnus) en daarna de berk (Betula); beide vormen het bosveen. Sommige veengebieden kunnen, als ze ingedroogd zijn, geen of weinig water opnemen.

Veen slinkt sterk in door waterverlies: het kan tot 10% van de oorspronkelijke dikte worden samengedrukt. Veen kan na afgraving worden gebruikt als turf. De onderliggende grond wordt als dalgrond in cultuur gebracht. Laaggelegen venen worden meestal voor grasland, soms voor tuinbouw gebruikt. Uit macroen microscopische bouw van de planteresten krijgt men een beeld van de samenstelling der vegetatie ten tijde van de vorming. Hieruit kan een klimaatsindicatie en een tijdsindicatie worden afgeleid.