Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Veeg

betekenis & definitie

1. v./m. (vegen), a. keer dat men veegt, beweging van vegen: een veegje, een streekje met een doek enz., b. slag, oorveeg: iemand een veeg geven; (zegsw.) een veeg uit de pan krijgen, een schimpscheut, een (bedekt) scherp verwijt;

3. vlek, door vegen veroorzaakt: er zit een veeg op je gezicht.
2. bn. en bw. (veger, -st),
a. ten dode gedoemd;
b. de dood nabij: het vege lijf redden, het in doodsgevaar verkerend lichaam; van een stervende: zijn vege mond;
c. hachelijk, netelig, gevaarlijk: het staat veeg met hem, hij staat er slecht voor; dat is een veeg teken.