Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Utopie

betekenis & definitie

[Gr. ou, niet, topos, plaats], v. (-ën), schets van een ideale samenleving die de bestaande maatschappij tot voorbeeld dient te strekken.

Het begrip utopie is ontleend aan Thomas Mores Libellus vere aureus de optimo rei publicae statu deque nova insula Utopiae (1516: Over de beste staatstoestand en over het nieuwe eiland Utopia). Mores Utopia kent een zesurige werkdag, waarin allen werken en geen overtollige luxe wordt geproduceerd; de produkten worden opgeslagen in warenhuizen, waar iedere huisvader vrijelijk de levensbehoeften van zijn gezin kan komen weghalen. More had voorgangers en navolgers, o.a. in de oudheid Faleas en Platoon, in de 17e eeuw Christianopolis (1618) van Andrae, Nova Atlantis (1623) van F.Bacon, The law of freedom (1651) van Winstansley, Oceana (1656) van Harrington en Proposals for raising a colledge of industry of all trades and husbandry (1696). De meeste van deze utopieën droegen een sociaal karakter (utopisch socialisme). Latere utopieën zijn o.a. Morelly’s Code de la nature (1755) en Bellamy’s Looking backwards (1887). In de 20e eeuw kreeg het cultuurpessimisme (cultuurkritiek) de overhand, zodat de staatsromans in negatieve utopieën veranderden, zoals Brave new world (1932) van A.Huxley en Nineteen-eighty-four (1949) van G.Orwell.

K.Mannheim gaf het begrip utopie een andere betekenis, nl. het geheel van ideeën dat gericht is op transformatie van de bestaande orde.

Utopie kreeg de betekenis van alternatieve ideologie, voortgesproten uit angst voor de ontwikkelingen in de moderne cultuur en samenleving.

LITT. K.Mannheim, Ideology and Utopia (1936); P.Tillich, Die polit. Bedeutung der Utopia im Leben der Völker (1951); J.Servier, Histoire de l’utopie (1967).