(voerde uit, heeft uitgevoerd),
1. (produkten van een land) naar het buitenland voeren: Nederland voert veel eieren, boter en kaas uit;
2. doen, verrichten: soms ongunstig: wat voer je daar uit?
3. ten uitvoer leggen, volbrengen: herstellingen uitvoeren; dat muziekstuk werd voor het eerst uitgevoerd te Parijs;
4. bewerken, met zorg maken: het boek is goed uitgevoerd.