m. (-en, -s), verkorting trafo, elektrisch toestel waarin door inductie een wisselstroom van een bepaalde spanning omgezet wordt in wisselstroom van een andere spanning.
De stroomtoevoerzijde van een transformator (en de daarop betrekking hebbende delen en grootheden) worden aangeduid met primair, die aan de zijde van de afgegeven stroom met secundair. Een transformator in zijn eenvoudigste vorm bestaat uit een ijzerkern waarom twee spoelen zijn aangebracht (afb.1). Wordt de primaire spoel S1 aangesloten aan een (primaire) spanning U1 dan loopt een wisselstroom I1 door S1; die in de ijzerkern een magnetisch veld opwekt. Dit veld induceert in de secundaire spoel S2 een bronspanning zodat tussen de klemmen van S2 een (secundaire) spanning U2 staat. Zodra S2 met een uitwendige keten een gesloten circuit vormt, gaat hierin een (secundaire) wisselstroom I2 vloeien. Bestaat S1j uit een aantal (W1) in serie geschakelde windingen terwijl S2 het aantal windingen W2 is, dan geldt: de transformatorverhouding = U1/2 = W1/W2.
Is U2 = U1/n, dan is I2 = nI 1. een transformator geeft energiewinst.
Een transformator heeft in het algemeen twee spoelen (ook wikkelingen genoemd), meer is ook mogelijk. Wanneer U2 weinig van U1 verschilt kan men met één spoel volstaan (zgn. spaar-, auto-of verhuistransformator). U2 wordt dan afgetakt van twee punten van S1 waarbij dan weer de transformatieverhouding W1/W2 is. Een dergelijke transformator wordt gebruikt om zware elektrische motoren bij het inschakelen op een lagere spanning te kunnen aansluiten en daardoor de aanloopstroomstoot te beperken. Transformatoren worden een-en meerfasig uitgevoerd. Voor draaistroom worden drie fasen gebruikt: transformator met drie ijzerkernen, met een primaire en een secundaire wikkeling op elke kern.
In de transformator treden verliezen op, nl. de verliezen in de ijzeren kern (ijzerverliezen) en de verliezen in de wikkelingen (koperverliezen). Deze verliezen worden in warmte omgezet die moet worden afgevoerd ter voorkoming van te grote temperatuurstijging van de transformator. Al naar de wijze van koeling onderscheidt men luchttransformatoren, waarbij de verliezen direct aan de lucht worden afgegeven, en olietransformatoren, die in een bak met olie zijn geplaatst; de olie dient dan tevens voor isolatie. Transformatoren voor grotere vermogens en voor hoge spanning zijn steeds als olietransformator uitgevoerd.
Het doel van de transformator is in het algemeen elektrisch vermogen met minder verlies over grote afstanden te transporteren. Dit geschiedt nl. onder hoge spanning en met naar verhouding kleine stroomsterkte, zodat minder warmte wordt ontwikkeld (wet van Joule), zelfs bij gebruik van dunne (goedkope) leidingen. Aan het eind van de transportleiding wordt de spanning omlaag getransformeerd tot de verbruiksspanning. aanlooptransformator.
LITT. J.van der Kreek, Transformatoren (1978).