Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tracer

betekenis & definitie

[Eng., naspeurder, opspoorder], m. (-s),

1. een (meestal radioactief) isotoop die, ingebouwd in chemische verbindingen op de plaats van het gebruikelijke isotoop, het mogelijk maakt het lot van deze verbindingen bij omzettingen en transport te volgen;
2. oproepapparaat voor personen in grote gebouwen.

Met tracers gelabelde verbindingen worden tegenwoordig in een groot aantal disciplines gebruikt. Een radioactieve tracer kan worden gevolgd door de radioactiviteit te meten. Niet-radioactieve isotopen kunnen met behulp van de massaspectrometrie worden gelokaliseerd.

Bij het dierfysiologisch onderzoek maakt men in de regel gebruik van 14C, 3H of 32P gelabelde precursors om het verloop van stofwisselingsprocessen te bestuderen. Zo is bij verschillende diergroepen het verschil in essentiële en niet-essentiële aminozuren vastgesteld. In de geneeskunde worden tracers gebruikt (vroeger vooral kleurstoffen), o.a. voor het onderzoek van bloedvaten (angioscintografie) en m.n. 131I in de diagnostiek van schildklierziekten en soms ook voor de behandeling van schildklierkanker. Gelabelde verbindingen kunnen zelfs binnen een afzonderlijke cel nog nauwkeurig gelokaliseerd worden (autoradiografie).

< >