Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Toren

betekenis & definitie

m. (-s),

1. bouwwerk van grote hoogte in verhouding tot de doorsnede, boven andere gebouwen uitstekend, hetzij alleenstaand of als onderdeel van een bouwwerk, m.n. ter verdediging, versterking of als sieraad en ter opneming van een klokkenspel; m.n. kerktoren: de haan op de een van Babel bouwen, ruzie maken; op of in een ivoren toren zitten, van kunstenaars en wetenschapsmensen die weinig of niet geëngageerd zijn, die zich individualistisch opstellen; hoog van de blazen, een grote mond hebben, hoge eisen stellen; torenvormige opbouw op oorlogsschepen; opbouw op een onderzeeboot;
2. (schaakspel) kasteel.