Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Titel

betekenis & definitie

[Lat. titulus], m. (-s),

1. opschrift van een boek of gedeelte daarvan, van een plaat enz.; courante titel, herhaald pagina-opschrift;
2. blad of bladzijde waarop de titel van een geschrift enz. vermeld staat;
3. onderafdeling van een wet of van een hoofdstuk in een wetboek;
4. kwalificatie; (sport) kwalificatie als kampioen; zijn titel verdedigen; onder de titel van, onder de ben. van, bij wijze van; (gew.) ten titel van, bij wijze van; (recht) eigendomsverkrijging onder algemene, onder bijzondere al naar men een complex van rechten en verplichtingen verwerft;
5. ben. (meestal van overheidswege toegekend) waaronder een persoon zijn functie vervult of zijn beroep uitoefent, hetgeen veelal tevens de maatschappelijke positie aangeeft: de titel van baron, van hoogleraar; soms pregn. voor academische titel: hij heeft geen titel behaald;
6. akte, bewijsstuk waarin een recht is vastgelegd: de eigendomstitel van een huis;
7. rechtsgrond; een overeenkomst onder bezwarende titel, een overeenkomst die elk van de partijen verplicht om iets te geven, te doen of niet te doen.