[Eng., Fr. tenez, vang op], o., spel waarbij een bal met behulp van een racket over een net heen en weer geslagen wordt.
Het tennis werd oorspronkelijk (en ten dele nog) beoefend op grasbanen, vandaar de officiële benaming lawn-tennis (Eng. lawn, grasperk). In zijn huidige vorm werd tennis in 1874 in Engeland ingevoerd. Naast gravelbanen kent men tegenwoordig banen van kunststof, die het hele jaar door bespeeld kunnen worden, de zgn. all weather-banen. Indoortennis wordt gespeeld in sporthallen. Er wordt in het tennis enkelspel gespeeld, waarbij de afmetingen van het veld 8,23 × 23,80 m bedragen, of dubbelspel met een veld van 10,97 × 23,80 m. Naast en achter de banen moet een uitloop zijn van resp. 3–5 m en 5–8 m. Dwars over de baan, op de helft van de lengte, wordt een net gespannen, aan de zijkanten 107 cm en in het midden 91 cm hoog.
Het doel van het spel is de tennisbal over het net en binnen de lijnen te slaan, zodanig, dat de tegenpartij of de bal niet kan terugspelen, ofwel hem niet meer over het net en binnen de lijnen kan slaan. Een tenniswedstrijd wordt gespeeld in sets, verdeeld in games. De games worden verkregen door vier punten te scoren, waarbij er een verschil van minimaal twee punten moet bestaan. De telling wijkt hierbij nogal af van de gebruikelijke; men spreekt van 15, 30, 40 en game, of wanneer beide partijen op 40 staan, van deuce. In het laatste geval moet er net zo lang gespeeld worden tot een van de partijen twee punten achtereen scoort en daarmee de game binnenhaalt. De partij die het eerst zes games maakt, wint de set; er moet een verschil van twee games zijn.
Wanneer beide partijen zes games behaald hebben, gaat men over op de zgn. tie-break (in 1973 ingevoerd), wat inhoudt dat degene die het eerst zeven punten maakt, de set wint (mits een verschil van twee punten). Een volledige tenniswedstrijd bestaat uit drie (best of three) of vijf sets (best of five). Het serveren, waarbij de bal diagonaal in het voorste vak van de tegenpartij geslagen dient te worden, geschiedt per speler per game, behalve bij de tie-break, waarbij de service per twee punten overgaat (na de eerste service na één punt). Een correcte opslag die niet door de tegenstander aangeraakt wordt, noemt men een ace. Elke speler krijgt per servicebeurt twee mogelijkheden. Indien de bal bij het serveren het net raakt en vervolgens in het juiste servicevak van de tegenstander terechtkomt, mag deze worden overgenomen; men spreekt dan van een let. De bal mag voor hij geretourneerd wordt, het veld van de tegenpartij eenmaal raken, maar ook rechtstreeks worden teruggeslagen (volley).
In Nederland spelen ruim 300.000 mensen, in ca. 1000 clubs georganiseerd, tennis. De overkoepelende organisatie is de Koninklijke Ned. Lawn Tennis Bond (KNLTB), opgericht in 189
9. In België zijn er ca. 80.000 spelers in ruim 400 clubs georganiseerd; de landelijke organisatie is de Koninklijke Belg. Lawn Tennis Bond (KBLTB), opgericht in 1902. Beide nationale bonden zijn aangesloten bij de International Lawn Tennis Federation (ILTF), waarin 103 landen zijn vertegenwoordigd.
LITT. T.Okker, Tennis (1966); L.Tingay, 100 years of tennis (1971); P.Scholl, Het tennisboek (1979).
