Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tekensystematiek

betekenis & definitie

Onder tekensystematiek verstaat men de aanwezigheid van tekens (eenheden van vorm en betekenis) en het systematische gebruik dat van deze tekens wordt gemaakt. Deze systematiek omvat twee klassen, nl. woorden en zinnen, waarvoor geldt dat zij van geheel verschillende aard zijn, maar elkaar wederzijds veronderstellen.

Bij ieder spreken, waar ook ter wereld, komen beide altijd te zamen voor. Men noemt dit wel de dualistische organisatie van het taalgebruik. Men kan vaststellen dat het spreken een intentionele activiteit is, die in de regel leidt tot het resultaat dat de spreker ermee beoogd heeft: hij wordt meestal door de hoorder verstaan. Een ieder vertrouwt erop dat het spreken succesvol is. Dit komt niet alleen door de aard en structuur van de dualistische organisatie van het taalgebruik, maar ook door een andere omstandigheid: het feit dat iedere spreker en iedere hoorder beschikt over kennis, praktische kennis van de wereld waarin hij leeft, van zijn omgeving, van zijn medemensen. Het begrijpen van het gesprokene is het resultaat van een op de juiste wijze integreren van de kennis die het gesprokene zelf bevat en de kennisgegevens die buiten het gesprokene staan.

Iedere taal vertoont een creatief en dynamisch karakter. Dit is nodig om de spreker in staat te stellen aan de zeer verschillende en in de tijd steeds veranderende communicatieve behoeften te voldoen. De tekensystematiek moet derhalve zo zijn, dat zij onbeperkt uitbreidbaar is en onbeperkt nieuwe toepassingen toelaat. Dit wordt bereikt door bepaalde morfologische, syntactische en semantische eigenschappen van het woord. In alle talen blijken in de eerste plaats voor te komen produktieve woordcategorieën, d.w.z. reeksen woorden waartussen een vaste vorm-betekenis correlatie bestaat. Zo zijn in het Nederlands de reeksen waartoe o.a. behoren huisje (naast huis), boekje, (naast boek) onbeperkt uitbreidbaar en is er een onbeperkte mogelijkheid om samenstellingen te vormen.

Naast morfologische produktiviteit is er ook syntactische produktiviteit. In alle talen is het mogelijk de leden van een bepaalde klasse van woorden op een bepaalde systematische wijze met leden van een andere klasse tot groepen te verbinden. Verder laten alle talen toe dat men met de betekenis van bepaalde klassen van woorden creatief omgaat. Dit houdt o.a. de mogelijkheid in tot metaforisch gebruik bij zgn. noemende woorden. Zo kan men zeggen tegen iemand die een vreemd hoofddeksel op heeft: ‘Wat heb jij een mooie kroon op’ waarin kroon metaforisch gebruikt wordt. Het woord noemt hier iets dat normaal niet middels het woord kroon wordt aangeduid.De zin vertoont indirect (nl. door de genoemde eigenschappen van het woord) een onbeperkte verscheidenheid.

Verder verleent de zin aan het gesprokene nog een eigen dimensie door zijn intonationele component, waardoor de spreker, zijn sekse en zijn momentane emotioneel-affectieve gesteldheid in het gesprokene doorklinkt. Bovendien stelt de zinsintonatie de spreker in staat het zinseinde te markeren en aan bepaalde woorden in de zin een reliëf te verlenen, waardoor duidelijk gemaakt wordt wat de spreker precies wil laten weten.

Aan alle talen die uit verleden en heden bekend zijn ligt één model ten grondslag. Er zijn bouwprincipes die men in alle talen kan terugvinden. Dit inzicht is sedert 1930 geleidelijk gemeengoed geworden, maar binnen de taalwetenschap bestaan nog grote verschillen van mening hieromtrent. Deze universaliteit heeft ertoe geleid dat men algemeen de potentiële gelijkwaardigheid van alle talen aanvaardt. Natuurlijk bestaan er tussen de talen enorme verschillen wat betreft de rol die zij in de wereld spelen, maar uit deze feitelijke verschillen kan men niet besluiten tot een kwalitatief onderscheid. Iedere taal is aan verandering onderhevig.

Dit hangt samen met haar bestaansvorm: talen bestaan slechts voorzover er taalgebruikers zijn, die bovendien onder steeds verschillende omstandigheden daarvan een individueel gebruik maken, [prof.dr. E.M.Uhlenbeck]

LITT. E.M.Uhlenbeck, Taalwetenschap, een eerste inleiding (8e dr. 1976); E.M.Uhlenbeck, Taal en taalwetenschap (1976); S.C.Dik en J.G.Kooij, Algemene taalwetenschap (1979).