(stroopte, heeft gestroopt),
1. omhullende delen van iets afhalen of afscheiden; opschuiven: de hemdsmouwen naar boven —;
2. een konijn —, villen;
3. een rooftocht ondernemen: zij — op ’s vijands grondgebied;
4. (wild of vis) stelen van verboden gebied: wild — ; ook abs.