[<Arab.], v./m. (stropen), 1. (ook: siroop), ben. voor verschillende dikke, kleverige, veelal zoete vloeistoffen, die vnl. verkregen worden in industrieën die suikerhoudende stoffen verwerken; m.n. de zoete, dikvloeibare stof die keukenstroop genoemd wordt (e); (fig.) iemand — om de mond smeren, hem vleien.
(e) Huishoudstropen zijn een mengsel van kandijstroop, rietsuikerof beetwortelmelasse en zetmeelstroop met een suikergehalte van ten minste 75 %. Blanke stroop bevat als suiker voornamelijk glucose, →glucosestroop.