bn. en bw. (stroever, -st),
1. (van een oppervlak) ruw en oneffen;
2. (van iets beweegbaars) niet vlug, niet gemakkelijk stram: bw.: die grendel gaat erg —.
3. (van uitingen enz.) niet vlot, hortend, niet gemakkelijk liggend, bezwaarlijk: een stroeve stijl;
4. (fig., van personen) niet gemakkelijk in de omgang, niet toeschietelijk, niet vlot.