Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stabiliteit

betekenis & definitie

[➝Fr.], v., bestendigheid, duurzaamheid van het bestaande;

1. (meteorologie) toestand in de atmosfeer waarbij weinig of geen verticale luchtstromingen bestaan (e);

(mechanica) vermogen van een lichaam zijn stand ten opzichte van de zwaartekracht zelfstandig te behouden (➝evenwicht);

(scheepsbouw) het vermogen van een schip zich op te richten, wanneer het door een uitwendige oorzaak uit zijn rechte stand is gebracht;

(luchtvaart) het vermogen van een vliegtuig zich (zonder toedoen van de bestuurder) bij een kleine verstoring van de vliegtoestand in de oorspronkelijke toestand te herstellen (e); 2. (psychologie) evenwichtigheid;

3. (ecologie) bestendigheid van de samenstelling van een levensgemeenschap, bepaald o.a. door de ➝diversiteit.

(E) LUCHTVAART. Een verstoring van het evenwicht van vliegtuigen kan plaatshebben om de langsas, om de dwarsas en om de topas (afb.); in overeenstemming daarmee onderscheidt men achtereenvolgens dwarsstabiliteit, langsstabiliteit en richtingsstabiliteit. Een vliegtuig is stabiel als het om alle drie deze assen stabiel is. Daarbij treden bij elk van de genoemde soorten stabiliteit twee vormen van stabiliteit op, nl.:

1. statische stabiliteit is de eigenschap dat het vliegtuig na verstoring van de evenwichtstoestand neiging vertoont om daarin terug te keren;
2. de dynamische stabiliteit heeft betrekking op de wijze waarop een vliegtuig in die toestand terugkomt.

Indien bij een kleine verstoring van de vliegtoestand, b.v. bij een remousstoot, het vliegtuig vanzelf de neiging heeft de oorspronkelijke toestand te herstellen, dan is het om de desbetreffende as statisch stabiel; tracht het vliegtuig de werking van de verstoring te vergroten, dan is het statisch onstabiel, en heeft het vliegtuig de neiging, in de stand waarin het door de storing is gekomen, door te vliegen, dan is het om de desbetreffende as statisch indifferent.

Het is mogelijk, dat een statisch stabiel vliegtuig na een verstoring van de evenwichtstoestand deze te heftig wil herstellen, waardoor het door de evenwichtstoestand heen slingert. Worden deze slingeringen nu steeds kleiner totdat het vliegtuig in de oorspronkelijke evenwichtstoestand tot rust komt, dan is het vliegtuig om de desbetreffende as ook dynamisch stabiel; worden ze groter, dan is het dynamisch onstabiel, en blijven de slingeringen met gelijke amplitude om de evenwichtstoestand voortduren, dan is het vliegtuig dynamisch indifferent. Een vliegtuig kan slechts dan als stabiel worden beschouwd als het zowel statitsche als dynamische dwars-, langsen richtingsstabiliteit bezit. De stabiliteit van een vliegtuig bij verschillende snelheden en zwaartepuntsliggingen, zowel met als zonder motorvermogen, kan worden beoordeeld aan de hand van, door metingen tijdens de vlucht te bepalen, ➝stuurstandslijnen.

METEOROLOGIE. In droge lucht heerst stabiliteit wanneer het verticale temperatuurverval kleiner is dan 1 °C per 100 m; in met waterdamp verzadigde lucht heerst stabiliteit, wanneer het verticale temperatuurverval kleiner is dan de verzadigd adiabatische temperatuurgradiënt, die afhankelijk is van de temperatuur zelf en gemiddeld 0,6 °C bedraagt. Vanwege het geringe temperatuurverval bij stabiliteit worden verticale bewegingen onderdrukt. Een bijzonder stabiele laag is een inversielaag (➝inversie. METEOROLOGIE).

SCHEEPVAART. De stabiliteit van een schip betreft zijn vermogen om, als het door een van buiten komende kracht (wind, zee, aanvaring) uit zijn evenwichtstoestand wordt gebracht, daarin terug te keren. Dynamische stabiliteit, d.w.z. die van slingerende schepen, blijft hier buiten beschouwing. De statische stabiliteit betreft die van schepen in rusttoestand. De aanvangsstabiliteit is de dwarsscheepse statische stabiliteit bij een schip dat een kleine helling maakt (tot ca. 10°). Het totale gewicht G van schip, lading, apparatuur, bemanning enz. grijpt aan in het zwaartepunt G.

Het ligt bij een rechtliggend schip in het symmetrievlak, des te lager naarmate meer zware lading onderin wordt geplaatst. Het drukkingspunt B is het meetkundige zwaartepunt van het ondergedompelde scheepsdeel (dus tevens dat van de verplaatste watermassa). In dit punt grijpt de resultante van de waterdruk op de scheepshuid (de opwaartse kracht; Wet van Archimedes) aan. B verplaatst als het schip helt, in tegenstelling tot G (tenzij de lading verschuift). Het stabiliteitsmoment onder invloed waarvan het schip zich weer opricht bedraagt F . MG . sin α. MG, de metacentrische hoogte, moet positief zijn voor een stabiel schip en heeft ook invloed op het gedrag van het schip (➝metacentrum).

De plaats van M boven de kiel kan met het carènediagram bepaald worden. De plaats van G wordt door de bouwer slechts voor bepaalde situaties opgegeven. Met de stabiliteitsof hellingproef kan MG echter steeds berekend worden. De scheepsvorm onder water heeft belangrijke invloed op de plaats van B, dus van M, en daarmee op de stabiliteit.

Bij onvoldoende of negatieve MG kan men de stabiliteit alleen veranderen door G te laten dalen, b.v. door de dubbele-bodemtanks vol te pompen met water (hetgeen echter oordeelkundig moet gebeuren). Tijdens de vaart kan een schip onstabiel worden door b.v. brandstofverbruik uit laaggelegen tanks, het opnemen van water in de deklast en ijsafzetting.

Voor het bepalen van de stabiliteit bij grotere hellingen, levert de scheepsbouwer zgn. stabiliteitskrommen. Hieruit kan voor bepaalde beladingstoestanden de momentarm voor grote hoeken bepaald worden. Voor langsscheepse stabiliteit is het langsmetacentrum van belang. Deze stabiliteit is veel groter, en daarom van minder belang dan die in dwarsscheepse richting.

Soms wordt de term stabiliteit bij verkorting gebruikt voor de arm van het stabiliteitsmoment, b.v. MG-stabiliteit.

LITT. S.P.de Boer en J.A.Schaap, Zeemanschap (2e dr. 1959); R.F.Scheltema de Heere en A.R. Bakker, Buoyancy and stability of ships (1969).

SOCIOLOGIE. De stabiliteit van een »politiek stelsel wordt enerzijds bepaald door de mate waarin gestelde doeleinden daadwerkelijk worden bereikt, anderzijds door de mate waarin de machtsverdeling binnen het stelsel door de leden ervan als juist wordt beschouwd. Machtsspreiding komt de stabiliteit van een politiek stelsel ten goede. Dictaturen kunnen hun stabiliteit doorgaans slechts bewaren door het dreigen met of het toepassen van fysiek geweld tegenover andersdenkenden.