Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schrik

betekenis & definitie

m. (-ken),

1. plotseling angstgevoel, gewoonlijk vergezeld van een onwillekeurige beweging, ontsteltenis: door schrik bevangen worden; de schrik sloeg ons om het hart; met de schrik vrijkomen, geen andere nadelen ondervinden; de eerste schrik, de hevige ontsteltenis van het eerste ogenblik; de schrik van zijn leven, gebeurtenis die iemand zeer hevig doet schrikken;
2. afschrik: iemand een schrik voor het kwade inboezemen;
3. vrees: de schrik zit erin, men is angstig geworden ten opzichte van het bedoelde, men is afgeschrikt;
4. persoon of zaak die schrik verspreidt; hij is de schrik van de buurt;
5. (gew.) grote hoeveelheid: hij heeft een schrik van geld.