Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schijn

betekenis & definitie

m. (g. mv.),

1. licht als straling: zonneschijn; bij de schijn van het vuur lezen;
2. schim, schaduw; in de verb.: geen schijn of schaduw; er is schijn noch schaduw van bewijs, hoegenaamd geen bewijs;
3. bedrieglijk voorkomend: die ruwheid is maar schijn; onder schijn van oprechtheid, van vriendschap, deze voorwendend; de schijn aannemen van; (spr.) wacht u voor de schijn, oordeel niet naar het uiterlijk; schijn bedriegt, het uiterlijk is vaak niet in overeenstemming met het innerlijk; zijn en schijn is twee; iets doen om de schijn te redden, om te verbergen dat het wezen in strijd is met het voorgestelde; men moet zelfs de schijn vermijden; de schijn is tegen mij, de omstandigheden doen het voorkomen dat ik schuldig ben, onwaarheid spreek; er de schijn van hebben, zo lijken; in schijn, bij oppervlakkige beschouwing maar niet in werkelijkheid;
4. zeer geringe mate, zweem, spoor: je hebt geen schijn van kans.